Aurelianus,
Lucius Domitius (in de noordelijke Balkan 214 – Thracië 275), een van de
Romeinse ‘soldatenkeizers’, van 270 tot 275, maakte carrière als
cavaleriecommandant en was met zijn voorganger en begunstiger Claudius
II Gothicus medeplichtig aan de moord op keizer Gallienus (268). Toen
Claudius in 270 tijdens een epidemie stierf, werd Aurelianus door zijn
soldaten aan de Donau tot keizer uitgeroepen en herstelde met ijzeren
hand de discipline in het leger. Hij erkende in het oosten voorlopig de
minderjarige Vaballath als heerser van het Palmyreense Rijk onder
regentschap van zijn moeder, koningin-weduwe Zenobia (zie Palmyra).
Aurelianus kreeg hierdoor de handen vrij om in enige veldtochten de
Donaugrens te herstellen en Germaanse invallers uit Noord-Italië terug
te slaan. Hij begon in 271 behalve andere Italiaanse steden ook Rome met
een geweldige muur te omgeven (voltooid in 282; ca. 19 km lang en deels
nog intact). Daar Zenobia Vaballath tot keizer had laten uitroepen om
ook de iure zelfstandig te worden, rukte Aurelianus naar Syrië op. Hij
versloeg haar bij Emesa (thans Homs) en belegerde Palmyra, dat zich
overgaf toen Zenobia in gevangenschap geraakte. De stad kwam in 273 weer
in opstand en werd door Aurelianus in een tweede veldtocht geplunderd.
Hetzelfde jaar leverde in het westen de usurpator Tetricus, sinds 270
deelkeizer van Gallia en Hispania en door zijn eigen soldaten in het
nauw gebracht, in de Catalaunische velden zijn leger en rijk aan
Aurelianus uit. Deze trachtte in het binnenland het muntwezen te saneren
(wat in 271 in Rome een bloedig neergeslagen opstand van het
muntpersoneel met aanhang uitlokte), verhief de Syrische zonnegod onder
de naam sol invictus ( ‘onoverwinnelijke zon’) tot rijksgod met een
tempel in Rome en trad onder de titel dominus et deus ( ‘heer en god’)
als absoluut heerser op, met diadeem en pronkgewaad. Hij bereidde een
veldtocht tegen Perzië voor, maar werd op weg daarheen eind 275 in
Thracië door een samenzwering van zijn secretaris vermoord; hierdoor
vond ook de reeds dreigende christenvervolging geen doorgang. Hoewel hij
ten noorden van de Donau de provincie Dacia (het huidige Roemenië)
definitief moest prijsgeven, werd hij terecht restitutor imperii,
‘hersteller van (de eenheid van) het Romeinse Rijk’, genoemd.
|