Guevara
de la Serna, Che, bijgenaamd: Ernesto (Rosario 14 juni
1928 – Bolivia 9 okt. 1967), Argentijns politicus en marxistisch
politiek theoreticus, maakte tijdens zijn studietijd (in 1953
studeerde hij te Buenos Aires af in de medicijnen) lange reizen door
Latijns-Amerika, verbleef in Bolivia tijdens de revolutie van 1952
en in Guatemala tijdens het bewind van Arbenz en de in 1954
volgende, door de Verenigde Staten geïnspireerde, staatsgreep. In
1955 maakte hij in Mexico kennis met de gebroeders Castro, met wie
hij eind 1956 op Cuba landde. Na de vestiging van het revolutionaire
Cuba (1 jan. 1959) had Guevara als hoofd van de militia, president
van de Nationale Bank en minister van Industrie een groot aandeel in
de binnenlandse hervormingen. Hij was te beschouwen als de
rechterhand van Fidel Castro en
de tweede man van Cuba. Kort na een officiële reis door Afrika en
Azië in 1965 verliet hij Cuba om groepen guerrillastrijders op het
Latijns-Amerikaanse vasteland te organiseren. Op 8 okt. 1967 werd
hij in Bolivia door regeringstroepen gevangengenomen en de dag
daarop gedood.Kenmerkend voor Guevara's ideeën was dat hij niet
zwoer bij land en brood alleen, maar in hoge mate geboeid was door
een positieve, optimistische mensleer. Hij was ervan overtuigd dat
de (revolutionaire) mens van de toekomst zijn streven naar
eigenbelang zou laten varen en zou kunnen worden opgevoed tot
gemeenschapszin en naastenliefde. Guevara stond niet op het
standpunt van een dogmatisch marxisme, maar paste basisthesen van
deze leer toe op de situatie in Latijns-Amerika. Het ‘feodale
imperialisme’ in dit werelddeel kon, naar zijn mening, alleen door
revolutionaire, gewapende strijd overwonnen worden. Tegenover de
politiek van de Sovjet-Unie en de leiders van de communistische
partijen in Latijns-Amerika stond Guevara tamelijk afwijzend. Zijn
publicaties hebben een enorme invloed gehad. Hij werd voor velen het
symbool van een onbaatzuchtige strijd voor een betere wereld. |
|
|
|