De
Italiaanse filmregisseur Federico Fellini werd geboren op 20 januari 1920 in
Rimini (Italië).
Fellini regisseerde in de jaren vijftig zijn eerste films. Aanvankelijk stond
hij sterk onder invloed van het neorealisme. In zijn latere films verschoof het
accent van de sociale werkelijkheid naar de psychologie van de hoofdpersonen,
hun fantasieën en obsessies. Zijn voorkeur voor illussies gaat gepaard met een
neiging om tegelijk de schijnwereld, o.a. van de Italiaanse aristocratie, de
rooms-katholieke Kerk en het platteland, te ontluisteren.
Federico Fellini kreeg zijn opvoeding op een katholiek internaat, waar een
strenge discipline heerste. Het verhaal doet de ronde dat Fellini het internaat
ontvluchtte door met een rondreizend circus mee te gaan. Vermoedelijk is dit een
typisch felliniaanse legende, toe te schrijven aan Fellini`s voorliefde om ook
zijn eigen levensgeschiedenis te vermengen met gefantaseerde gebeurtenissen.
Deze eigenschap verklaart ook zijn liefde voor de circuswereld, die uit bijna al
zijn films blijkt.
In 1937 vertrok Fellini naar Rome, waar hij als journalist, als tekenaar van
karikaturen voor een satirisch weekblad en als schrijver van variététeksten zijn
brood verdiende. Daarnaast werkte hij mee aan filmscenario`s.
In 1943 trouwde hij met Giulietta Masina (1921-1994), een comédienne, die een
rol vertolkte in een door Fellini geschreven hoorspel en later in zes van zijn
films een hoofdrol speelde. Met de vader van het neorealisme, Roberto Rossellini,
werkte hij aan de scenario`s voor o.a. diens films `Roma, città aperta` (1945),
en `Paisà` (1946); hij trad daarbij tevens als assistent-regisseur op.
In samenwerking met Alberto Lattuada maakte Fellini in 1950 zijn eerste film `Luci
del varieta` over het wel en wee van een variététheater. Ook in zijn volgende
film `Lo sceicco bianco` (1952) bleek hij een eigen weg in het neorealisme te
volgen: hij ontluistert de droomwereld van de held uit een fotoroman, en zet de
realiteit van het alledaagse Rome af tegen de fantasie. De hoofdpersonen uit `I
vitelloni` (1953) zijn jongelui die in dromen compensatie voor hun verveling
proberen te vinden. Hoogtepunt van hun schijnwereld is een gemaskerd bal, dat
uitloopt op een desillusie.
Na deze film maakte hij `Una agenzia matrimoniale` (een episode uit `Amore in
città`, 1953) en `La strada` (1954; bekroond met een Oscar). Dit is het
ontroerende relaas van de relatie tussen een onschuldig meisje (Giulietta Masina)
en een primitieve zelfzuchtige kermisklant (Anthony Quinn).
Dezelfde confrontatie tussen onschuld en cynisch egoïsme is te vinden in `Il
bidone` (1955) en `Le notti di Cabiria` (1957; Oscar). Hoofdpersoon in
laatstgenoemde film is het hoertje Cabiria (Giulietta Masina), dat naïef en
spontaan op zoek is naar het geluk, maar tot twee keer toe bedrogen wordt als
zij besluit `het leven` te verlaten.
`Le notti` vormt de overgang van in opzet vrij kleine films naar de
spektakelstukken uit Fellini`s latere periode. Als eerste hiervan regisseerde
hij in 1959 `La dolce vita` over de journalist Marcello (Marcello Mastroianni).
Deze is gespecialiseerd in schandaaltjes over de aristocratie. In de leegte van
het societyleven in Rome verliest hij zijn identiteit.
In `Otto e mezzo` (1963; Oscar) stelde Fellini zijn eigen bestaan als
filmregisseur aan de orde. Mastroianni speelt hierin een regisseur die een
geplande film in de laatste fase van de voorbereidingen moet afgelasten omdat
hij met zijn leven, en daardoor ook met deze film, geen raad weet. Net als in `Giulietta
degli spiriti` (Giulietta`s geesten (1965), met Giulietta Masina), gaat het om
de bevrijding van de eigen persoonlijkheid, waarbij Fellini in suggestieve
beelden angstdromen en obsessies weergeeft.
In 1966 werd Fellini zelf getroffen door de mislukking als regisseur, die hij
met `Otto e mezzo` verfilmd had; zijn film `Il viaggio de G. Mastorna` heeft hij
niet kunnen voltooien.
Na de episode `Toby Dammit` van het drieluik `Les histoires extraordinaires`
(1967), maakte hij in 1969 `Fellini Satyricon`, naar het boek van Petronius over
het decadente Rome uit de 1e eeuw na Christus. De als onschuldig getekende
hoofdfiguur ondergaat hierin de corruptie van het Romeinse leven.
In de televisiefilm `I clowns` (1970) beleed Fellini nogmaals zijn hartstocht
voor het circus.
Met `Roma` (1972) bracht hij een ode aan het Rome dat hem aan het begin van zijn
loopbaan inspireerde.
In `Amarcord` (1973; Oscar) greep hij terug naar zijn jeugdjaren in Rimini.
Vooral in deze film geeft Fellini zich rekenschap van de functie die de
droomwereld (voor de bewoners van deze provincieplaats Rimini) vervult als
uitlaatklep in een autoritaire maatschappij, die beheerst wordt door religie of
fascisme.
Verder maakte hij o.a. nog `La città della donne` (1980) en het nostalgische `Ginger
e Fred` (1985).
In 1992 kreeg hij een ere-Oscar voor zijn gehele oeuvre toegekend. Fellini
overleed in 1993. |
|
|
|