De
Duitse natuurkundige Georg Ohm werd geboren op 16 maart 1787 in Erlangen,
Beieren.
Georg Simon Ohm kwam uit een protestants gezin. Zijn vader, Johan Wolgang Ohm,
was slotenmaker, zijn moeder, Elizabeth Beck was dochter van een kleermaker.
Hoewel zijn ouders niet veel opleiding hadden gehad, was Ohm's vader een
opmerkelijke man, die zichzelf tot een hoog peil had opgewerkt. Hij was zodoende
in staat zijn zoons door zijn lessen een uitstekende opvoeding te geven aan
Georg Simon en zijn broer Martin die een bekende wiskundige zou worden. Hun
vader bracht hen op een hoog peil in wiskunde, natuurkunde en filosofie.
Na een studie aan de Universiteit van Erlangen werd Ohm leraar wiskunde aan
diverse universiteiten. Op 11 september 1817 werd hij docent wis- en natuurkunde
aan het Jezuïten Gymnasium van Keulen. Dit was een betere school volgens hem dan
alle voorgaande. Hij had een goed uitgerust natuurkundig laboratorium ter
beschikking, waar hij zijn zijn eigen onderzoek deed op het gebied van
elektriciteit.
Hij ging, nadat hij de ontdekking van het electromagnetisme door Oersted in 1820
had vernomen, verder onderzoek doen. Hij was ervan overtuigd, dat, wat wij nu de
'Wet van Ohm' noemen, juist was, namelijk dat de verhouding van de stroom door
de meeste materialen in relatie stond met de spanning en de lengte van de draad.
Hij publiceerde zijn verhandeling in 1825.
In twee belangrijke verhandelingen in 1826 gaf Ohm een wiskundige beschrijving
van geleiding in schakelingen naar het model van Fouries studie over
warmtegeleiding. Deze verhandelingen gaan in op de gevolgen van de resultaten
van experimentele bewijzen en, vooral in de tweede, was hij in staat wetten voor
te stellen, die de resultaten van andere, werkend met galvanische elektriciteit
konden verklaren. Deze tweede verhandeling was zeker de eerste stap naar de
uitgebreide theorie, die Ohm gaf in zijn beroemde boek, gepubliceerd in het
volgende jaar.
Wat
nu bekend is als de 'Wet van Ohm', verschijnt in dit beroemde boek
'Die galvanische Kette, mathematisch bearbeitet', in 1827, waarin hij zijn
complete theorie van de elektriciteit geeft. Het boek begint met de wiskundige
achtergrond, die noodzakelijk was om de rest van het werk te begrijpen. We
moeten hierbij opmerken, dat het noodzakelijk was, zelfs voor de leidende Duitse
natuurkundigen, zo een wiskundige wiskundige achtergrond, om het werk te
begrijpen, want toen werd de natuurkunde nog op niet-wiskundige wijze benaderd.
En ook, dat ondanks Ohm's pogingen in zijn inleiding, hij niet erg succesvol was
in het overtuigen van de oudere Duitse natuurkundigen, dat de wiskundige
benadering de enige juiste was.
Elektriciteit was niet het enige onderwerp wat Ohm onderzocht, in 1843 gaf hij
een uiteenzetting over de oorspronkelijke grondbeginselen van de fysiologische
geluidsleer, betreffende de wijze waarop men samengestelde tonen hoort.
In 1849 kreeg hij een post als curator van het Beiers Academie Natuurkundig
Kabinet en gaf ook les aan de Universiteit van München. Pas in 1852, twee jaar
voor zijn dood kreeg Ohm zijn levenslange ambitie, de leerstoel voor natuurkunde
aan de Universiteit.
Georg Ohm overleed op 6 juli 1854 in München. |
|
|
|