De
Bourgondische hertog Jan Zonder Vrees wilde, net als zijn vader Filips de
Stoute, de macht van de centrale overheid en van de vorst versterken. Daarom
probeerde hij zoveel mogelijk de macht van de lokale instellingen te beknotten.
Een van de belangrijkste hefbomen hiertoe was de controle over de belastingen.
Hij slaagde erin om een percentage van de stedelijke indirecte belastingen naar
de staatskas te doen vloeien. Alleen in Gent mislukte het opzet. De werking van
de Raadkamer (hoogste beroepshof) en Rekenkamer (centrale, financiële instantie)
werd verbeterd. De Raadkamer werd ter wille van de Nederlandstaligen van Rijsel
naar Gent overgebracht, maar het Frans bleef de voornaamste voertaal.
Jan Zonder Vrees probeerde ook aan invloed te winnen in de buurstaten. In
Brabant regeerde zijn broer Antoon. Hij reorganiseerde zijn hofhouding naar
Bourgondisch model en voerde ook een centrale Rekenkamer in te Brussel. Na diens
dood hoopte Jan Zonder Vrees regent te worden, maar de Staten van Brabant staken
daar een stokje voor. Hij slaagde er wel in om Luik onder zijn voogdij te
brengen. Ten slotte onderhield hij ook goede banden met zijn zwager Willem,
graaf van Holland-Zeeland-Henegouwen.
De hertog wilde ook een stevige positie aan het Franse hof, omdat hij zodoende
bijkomende inkomsten kon binnenrijven. Ondanks de Franse problemen met Engeland,
probeerde Jan Zonder Vrees de Vlamingen de vrije hand te laten in hun
betrekkingen met het eiland. In 1419 werd hij door zijn Franse rivalen vermoord.
|
|
|
|