Nero,
geboren op 15 december in het jaar 37 na Christus, volgde
Claudius
op als Romeins keizer.
Lucius Domitius Ahenobarbus werd geboren te Antium (Anzio in Latium) op
15 december 37 n.C. als zoon van Gnaeus Domitius Ahenobarbus en Julia Agrippina
de Jongere (de oudste dochter van Claudius' broer Germanicus en dus zuster van
Caligula). In 39 n.C. werden Nero en zijn moeder verbannen door
Caligula, maar na diens dood in 41 n.C.
teruggeroepen door zijn opvolger Claudius, die hem in 50 n.C. adopteerde
(sindsdien heette hij Tiberius Claudius Nero Caesar of Nero Claudius Caesar
Drusus Germanicus). Toen Claudius op 13 oktober 54 n.C. overleed, meer dan
waarschijnlijk door toedoen van Agrippina, werd Nero, op dat ogenblik net geen
17 jaar oud, de nieuwe keizer.
Tijdens de eerste jaren van zijn regering werd Nero bijgestaan door zijn
opvoeders Lucius Annaeus Seneca en Sextus Afranius Burrus, waardoor alles rustig
verliep. De problemen begonnen toen Nero door Seneca en Burrus werd aangemoedigd
om zich te verzetten tegen de bemoeizucht van zijn moeder Agrippina, die hij dan
ook om het leven liet brengen (april 59 n.C.). Claudius' zoon Britannicus, die
hij beschouwde als een permanent gevaar, was reeds in 55 n.C. gedood. Tevens
verstootte hij zijn echtgenote Claudia Octavia, een dochter van Claudius met wie
hij in 53 n.C. was getrouwd, om te kunnen trouwen met de beruchte Poppaea Sabina,
de echtgenote van de latere keizer Otho, die haar aan Nero afstond (62 n.C.).
Vanaf dat moment ging het steeds bergaf met het bewind van Nero. Ook de dood van
Burrus en de terugtrekking van Seneca deden hem helemaal ontsporen. Hij
verwaarloosde de staatszaken en verbraste het geld van de schatkist. Toen een
reusachtige brand grote delen van Rome in de as legde (juni 64 n.C.), werd de
schuld afgewenteld op de christenen, hoewel de keizer zelf mogelijk daartoe de
opdracht had gegeven om plaats te maken voor de grootscheepse bouwplannen die
hij had (o.a. een reusachtig paleis op de Esquilinus, de Domus Aurea). Toen zijn
verspilzucht en de heropbouw van Rome de schatkist leeg hadden gemaakt, zocht
Nero zijn toevlucht tot muntontwaarding en voerde hij opnieuw de aloude lex
maiestatis in, waardoor grote fortuinen verbeurdverklaard werden.
Een dergelijke wantoestand kon niet langer blijven duren. Onder leiding van
Gaius Calpurnius Piso werd een samenzwering tegen de keizer op touw gezet, die
echter werd ontmaskerd en op bloedige wijze onderdrukt (65 n.C.). Piso pleegde
zelfmoord en zijn aanhangers werden terechtgesteld. Het complot was dus ontdekt,
maar maakte toch een heel grote indruk op Nero, die reeds door de dwanggedachte
van moord werd achtervolgd. Als gevolg ervan verviel hij in nog grotere
schandalen.
Andermaal werd een poging ondernomen om deze tiran van zijn troon te stoten, en
deze keer met meer succes. Onder leiding van Gaius Julius Vindex, de gouverneur
van Gallia Lugdunensis, en van Servius Sulpicius Galba, de gouverneur van
Spanje, werd een opstand ontketend (maart 68 n.C.). Vindex werd verslagen te
Vesontio (Besançon) door de troepen onder leiding van Verginius Rufus, maar toen
Galba vervolgens naar Rome oprukte, werd Nero door de senaat tot staatsvijand
uitgeroepen. Hij vluchtte weg uit Rome en liet zich op 9 juni 68 n.C. door een
vrijgelaten slaaf om het leven brengen. Met de dood van keizer Nero kwam na 95
jaar ook een einde aan de regering van de Julisch-Claudische dynastie. |
|
|
|