Lodewijk
de veertiende, bijgenaamd: de Zonnekoning (Fr.: le Roi Soleil)
(St-Germain-en-Laye 5 sept. 1638 – Versailles 1 sept. 1715), koning van 1643 tot
1715, uit het Huis Bourbon, was een zoon van Lodewijk XIII, die hij opvolgde
onder regentschap van zijn moeder, Anna van Oostenrijk, wier handen echter
gebonden waren door een regentschapsraad. In 1651 wisten zij en kardinaal
Mazarin, die haar geheel overheerste, zich van deze raad te ontdoen door de
13-jarige koning meerderjarig te verklaren; sindsdien heerste Mazarin vrijwel
onbeperkt. Het door hem in 1659 bewerkte en in 1660 voltrokken huwelijk van
Lodewijk met de infante Maria Theresia (zijn nicht in dubbele zin: als dochter
van zijn vaders zuster en van zijn moeders broer) moest aanspraak legitimeren op
de onmetelijke Spaanse kroonlanden. Dit perspectief heeft Lodewijk XIV een halve
eeuw lang voor ogen gestaan en is de sleutel tot zijn Europese politiek. Na
Mazarins overlijden op 9 maart 1661 benoemde Lodewijk geen opvolger. Dank zij
gelukkig gekozen medewerkers is hij er tot op aanzienlijke hoogte in geslaagd de
door Richelieu en Mazarin voorbereide centralisatie onder een absoluut gezag te
verwezenlijken. Zelf was hij niet boven de middelmaat begaafd en maar
oppervlakkig ontwikkeld, vooral weinig belezen. Hij bezat echter de uiterlijke
majesteit, het savoir-faire en de acteursgaven een rol te spelen, alsmede
toewijding, taaie werkkracht en geloof in een goddelijke roeping. Hij slaagde
erin heel Frankrijk dienstbaar te maken aan een cultus die de vergoddelijking
nabij kwam. Zijn hofhouding in het door zijn vader gestichte, maar door hem
groots herschapen en tot residentie verheven kasteel te Versailles was sterk
door de Spaanse beïnvloed; zijn stijl en zijn ceremoniën werden het model voor
alle andere vorstenhoven. Veel had hij te danken aan zijn medewerkers, onder wie
Lionne (minister van Buitenlandse Zaken), Colbert (Financiën, Economische Zaken,
Cultuur, Koloniën) en Louvois (Oorlog). Sinds de dood van Colbert in 1684
verslapte Lodewijks greep op de zaken van oorlog en vrede en de dood van Louvois
(1691) verhaastte dit proces. Dit werd mede bevorderd door het overlijden van
zijn grote generaals: Turenne (1675), Condé
(1686) en Luxembourg (1695).Colbert schiep een eigen koopvaardijvloot, wat de
koloniale expansie in Noord- en Midden-Amerika aanzienlijk bevorderde. Verder
stimuleerde hij de vestiging van belangrijke industrieën. Ook stichtte hij
scholen en academies voor o.a. bouw-, beeldhouw- en schilderkunst; in 1666
bracht hij de Académie des Sciences tot stand, die, dankzij figuren als
Christiaan Huygens en
diens assistent Denis Papin,
de studie van de exacte wetenschappen en hun toepassing internationaal bevorderd
heeft. Lionne heeft Frankrijks diplomatieke en politieke prestige in de wereld
verhoogd. Hij was o.a. de ontdekker van het zgn. devolutierecht en van de
juridische finesses van de Chambres de Réunion. Louvois was de minister van
Oorlog die zonder scrupules de politiek van de verschroeide aarde toepaste om
het leger te doen zegevieren. Door de samenwerking van zoveel begaafde personen
rees Frankrijks ster sinds 1660 snel en het is geen wonder dat de andere
Europese mogendheden zich aaneensloten in verzet tegen Lodewijks continentaal
imperialisme. In dit verband moeten de Lisola en stadhouder-koning Willem III
worden genoemd.Achtereenvolgens poogde Lodewijk XIV het Europese evenwicht te
verstoren door de
Devolutieoorlog
van 1667/1668, een eerste poging om zich meester te maken van een deel van de
Spaanse kroonlanden. De tweede onderneming was de in 1672 begonnen oorlog tegen
de Republiek der Verenigde Nederlanden, Guerre de Hollande, een oorlog
met een sterk economische inslag in de geest van Colbert.Kort na de
Vrede van Nijmegen
(1678) begon Lodewijk XIV met een quasi vreedzame herenigingspolitiek; de
parlementen van Noordoost-Frankrijk en een speciaal opgerichte Kamer te Metz
kregen tot taak na te gaan welke territoria op grond van historische gegevens
aan Frankrijk toekwamen. Langs deze weg eigende Lodewijk zich het recht toe in
sept. 1681 Straatsburg en kort daarna een tiental andere steden in de Elzas te
bezetten. In 1684 bezetten zijn troepen bovendien Luxemburg en Trier. De
Negenjarige Oorlog leidde tot een voor Lodewijk XIV nog betrekkelijk gunstige
vrede (Rijswijk, sept. 1697), waarbij hij de bezette delen van de Elzas
inclusief Straatsburg behield. Toch waren uitputtingsverschijnselen bij de
Franse monarchie reeds onmiskenbaar. Zij traden nog duidelijker aan het licht in
de Spaanse Successieoorlog (1702–1715), die de nekslag toebracht aan Frankrijks
maritieme en koloniale ambities en zijn continentaal imperialisme en die de
Franse hegemonie in Europa verving door de Britse. Op de dag dat deze laatste
oorlog met het Barrièretraktaat (zie barrièretraktaten)
van 1 sept. 1715 beëindigd werd, overleed ‘de Zonnekoning’, door het volk, dat
hem eens verafgood had, nauwelijks meer betreurd. Lodewijks machtsdroom de hele
Spaanse monarchie, de Nederlanden en Duitsland links van de Rijn onder zijn
scepter te verenigen, was een hersenschim gebleken. Zijn binnenlandse politiek
heeft echter gunstige gevolgen gehad, terwijl Frankrijk onder Lodewijk XIV voor
lange tijd cultureel de toon aangaf.Van Lodewijks autoritair centralisme maakte
zijn godsdienstig-kerkelijke politiek een natuurlijk onderdeel uit. De vérgaande
onafhankelijkheid van de Franse kerk ten opzichte van Rome, mogelijk geworden
door de beslissende invloed op de benoeming van de bisschoppen, werd belichaamd
in de door
Bossuet geformuleerde ‘Gallicaanse artikelen’ van 1682. De opheffing van het
Edict van Nantes met zijn nasleep van gewetenloze vervolging van de hugenoten is
even kenmerkend voor Lodewijks totalitair denken als zijn onverbiddelijke
afwijzing van het jansenisme. Laatstbedoelde houding werd mede bepaald door de
invloed die Madame de Maintenon op de koning uitoefende. Van jongs af gaf
Lodewijk blijk van ongebreidelde zinnelijkheid; maîtresses en titre waren
o.a. Louise de Lavallière, die de koning vier kinderen schonk, en Françoise de
Montespan, bij wie Lodewijk zeven kinderen verwekte, o.a. Marie-Françoise de
Blois, die trouwde met de latere regent Filips van Orléans, en daardoor
stammoeder werd van het huis Orléans. De opvoedster van deze kinderen, Françoise
d’Aubigné, in 1674 tot markiezin de Maintenon verheven, bekeerde de koning ca.
1680–1683 tot een meer geregeld leven en werd na het overlijden van koningin
Maria Theresia in 1683 zijn vrouw. |
|
|
|