Op
30 januari 1948 werd de leider in India, Mohandas (Mahatma) Gandhi, vermoord.
Ik ben Mohandas Gandhi. Mensen die mij bewonderen noemen me Mahatma 'Grote
ziel'. Maar die benaming heeft mij vaak diep gekwetst en aangenaam vind ik hem
nooit. Ik ben op 2 oktober 1869 in de Indiase havenstad Porbandar geboren. Mijn
vader heette Karamchand en mijn moeder Putlibai en ik was hun jongste kind. Mijn
vader was minister-president van enkele kleine staten op het schiereiland
Kathiawar van de deelstaat Gujarat van het toenmalige Brits-Indië. Op mijn
vroegste foto ben ik zeven, met een vrolijk, lief gezicht, prachtige ogen en
heel grote oren. Als kind was ik erg nieuwsgierig en plaagde ik graag.
Op m'n dertiende werd ik uitgehuwelijkt aan de even oude Kasturbai. Wij kregen
vier zoons. Dat vroege huwelijk heeft ons veel problemen bezorgd, maar mijn
vrouw is voor mij een grote kameraad gebleven. Ik heb er veel aan gedaan om een
eind te maken aan de gewoonte van uithuwelijken en te vroeg trouwen.
Ik heb een voorliefde om te experimenteren, eerst in de persoonlijke sfeer met
kleding, voeding, lichaamsbeweging en vriendschappelijke contacten, later ook
bij maatschappelijke en politieke acties. Mijn autobiografie heet dan ook 'Het
verhaal van mijn experimenten met de waarheid'. Tijdens mijn studie rechten in
Londen liep ik van huis naar de universiteit om me de kosten van vervoer uit te
sparen. Ik ben een goede loper gebleven en heb vele voettochten gemaakt.
In 1893 werd ik jurist in Zuid-Afrika. Blanke Zuid-Afrikanen confronteerden mij
op harde wijze met het daar wijd verbreide racisme: ondanks dat ik een eerste
klas treinkaartje had, werd ik vanwege mijn donkere huidskleur door een
politieagent uit een eersteklascoupé gehaald. Ik begreep dat westerse manieren
en kleding me niet zouden beschermen tegen discriminatie op grond van uiterlijk
en huidskleur.
Actie
was geboden! Mijn eerste stap was de oprichting van een belangenvereniging van
Indiërs in de Oranje Vrijstaat en Transvaal. Vooral na de Boerenoorlog
verslechterde de positie van de Indiërs in Zuid-Afrika aanzienlijk. In 1906
ontwikkelde ik samen met anderen een geweldloze strijdmethode, satyagraha, die
men 'waarheidskracht' kan noemen. Het is een samenstel van nieuwe en oude
actieve vormen van weerstand en non-coöperatie. Deze had in zoverre resultaat
dat in 1914 via een wet aan een aantal grieven tegemoet werd gekomen.
In 1909 maakte ik mijn ideeën over zelfbestuur in India bekend. Toen ik terug
was in India werd ik de belangrijkste leider tegen de Britse overheersing,
waarbij ik - op basis van satyagraha - uitging van geweldloosheid, respect voor
de tegenstander, voortdurend zoeken naar waarheid en integriteit,
verdraagzaamheid van godsdienst. Mijn strijdmethoden, zoals zelf het goede
voorbeeld geven door af te zien van rijkdom, ongehoorzaamheid aan onredelijke
wetten, hongerstakingen, het stichten van scholen en werkgemeenschappen, waren
op deze uitgangspunten gebaseerd. Anders dan de meeste leiders van het verzet,
hield ik me niet bezig met openlijke beschuldigingen aan het adres van de
Engelse regering.
Ik stelde hervormingen voor op vele terreinen van het maatschappelijk leven en
wilde een eind maken aan de uitwassen van het kaste-stelsel, met name aan de
achterstelling van de kastelozen. Om de economische onafhankelijkheid te
vergroten, propageerde ik het zelf spinnen van kleren. Mijn kleren waren van
zelf gesponnen katoen. Per dag spon ik 183 meter! Hoogtepunt, in 1930, was de
'zoutmars' als protest tegen de hoge Engelse belasting op de verkoop van zout.
Er kwam steeds meer internationale belangstelling voor satyagraha. Zo bezocht in
1935 een delegatie van Amerikaanse zwarte leiders mij. De strijd tegen de
Engelse overheersing was zwaar. Zoals velen bracht ik lange perioden door in de
gevangenis.
Anders dan in de Eerste Wereldoorlog, steunde ik de Engelsen in de Tweede
Wereldoorlog niet. In een brief van 1 juli 1942 aan
Roosevelt vroeg ik de regering van de VS
om 'actieve sympatie' voor India's onafhankelijkheid. Hoewel Roosevelt mijn
brief niet
beantwoordde,
weet ik dat hij en Churchill
fundamenteel van mening verschilden over de onafhankelijkheid van mijn land.
Pas met de komst van de Labour-regering na het einde van de Tweede Wereldoorlog
werd Brits-Indië opgedeeld in twee onafhankelijke staten: India en Pakistan.
Toen direct hierna enorme onlusten tussen hindoes (overwegend wonend in India)
en moslims (overwegend wonend in Pakistan) uitbraken, met vele dodelijke
slachtoffers, zette ik me geheel in om hieraan een eind te maken. In Calcutta
ging ik in hongerstaking om een eind te maken aan het geweld tussen beide
bevolkingsgroepen. Ooit heb ik gezegd dat ik wel 125 jaar oud wilde worden. Maar
een van mijn tegenstanders, een fanatieke hindoe, verhinderde dat door op 30
januari 1948 vier kogels op me af te vuren. |
|
|
|