De
uitvinder van de dieselmotor, Rudolf Diesel, werd geboren in Parijs op 18 maart
1858.
Toen in 1870 de Frans-Pruisische oorlog uitbrak was hun gezin vanwege hun Duitse
afkomst in Frankrijk ongewenst zodat ze naar Londen emigreerden. Diesel
studeerde in München als ingenieur en verhuisde daarna weer naar Frankrijk.
Rond 1885 was Rudolf Diesel van plan de Otto-motor te verbeteren, door de
onstekingsbron buiten de motor overbodig te maken. Hij wilde de benzinedamp en
lucht zodanig samenpersen zodat het spontaan zou ontbranden.
Zijn uitvinding had een sociaal doel: hij wilde de arbeiders onafhankelijkheid
bieden. Zijn motor zou overal toepasbaar zijn en op een goedkope brandstof lopen
zodat industriële processen vereenvoudigd konden worden.
In 1892 vroeg Diesel patent aan en een jaar later bouwde hij zijn prototype. Dit
prototype werkte nog niet volledig naar wens: door een grote ontploffing kwam
Diesel bijna om het leven!
Na experimenten met poederkool en dierlijk vet, bleek de Dieselmotor het beste
te draaien op ruwe olie. De motor werd vooral een succes voor de zwaardere
vervoermiddelen.
Diesel had met zijn uitvinding miljonair kunnen worden, ware het niet dat Diesel
niets om geld gaf en telkens in financiële moeilijkheden verkeerde.
Door zijn slechte financiële situatie en de oorlogsdreiging pleegde hij in
september 1913 vermoedelijk zelfmoord: Rudolf Diesel verdween spoorloos van de
nachtboot over Het Kanaal naar Londen. |
|
|
|