LAND VAN HERKOMST : Frankrijk
GESCHIEDENIS
De Grand Bleu de Gascogne ( of Grote Blauwe Gascogne Hound ) behoort tot de rassengroep van de Lopende
Honden, en is één van de vier types van de Chien Bleu de Gascogne. De overige drie zijn de Petit Bleu de
Gascogne, de Basset
Bleu de Gascogne en
de Griffon Bleu de Gascogne. Met zijn 72 cm
schofthoogte is de Grand Bleu één van 's werelds grootste speurhonden. Het ontstaan van deze Gascogne wordt
toegeschreven aan aan de handel in Fenicische honden. De Grand werd aangepast en geperfectioneerd door
kruising met de Bloedhond. Zijn
zijdeachtige, té grote oren, de verzonken ogen en de melancholieke persoonlijkheid zijn het bewijs van deze
kruising. Het ras is echter niet zo zwaar als de Bloedhond. De Grand Bleu de Gascogne jaagt in
meutes en kan zeer koude sporen volgen. Hij heeft de 'koudste' neus in de familie.
IDEALE RASKENMERKEN
Het hoofd is krachtig en lang. Schedel licht gewelfd; niet te groot. Stop weinig uitgesproken. Duidelijke
achterhoofdsknobbel. Neusbrug recht of licht gebogen. Droge wangen, tamelijk hangende lippen. Brede neusspiegel.
De ogen zijn ovaal, en bruin of donkerbruin van kleur. Oren : fijn, soepel, enigszins gedraaid,
uitlopend in een lichte punt. De conditie van de oren moet regelmatig gecontroleerd worden.
Lichaam : krachtig. Goed ontwikkelde borst. Matig gewelfde ribben. Gespierde vlakke lendenen. Hals van
gemiddelde dikte, licht gebogen. Sterk ontwikkelde keelhuid en een vrij lange rug. Licht aflopende achterhand.
Ledematen : gespierd; zwaar skelet; voeten in de vorm van een licht verlengd ovaal; tenen pezig en goed
gesloten. Staart : goed aangezet, tamelijk sterk behaard en sabelvormig gedragen. De vacht : kort,
tamelijk grof en dicht. De vacht vraagt een regelmatige borstelbeurt. Kleur : geheel gevlekt ( zwart en blond ),
waardoor een leisteenkleurige zweem ontstaat. Soms kleinere of grotere zwarte vlekken. Meestal twee zwarte
vlekken aan elke kant van het hoofd die de oren bedekken, de ogen omgeven en ophouden op de wangen. Zij raken
elkaar niet op de top van het hoofd, maar laten daar een witte tussenruimte open. In het midden hiervan bevindt
zich vaak een klein, ovale zwarte vlek die kenmerkend is voor dit ras. Twee meer of minder helder roodbruin (
tan ) gekleurde vlekken die zich boven de wenkbrauwbogen bevinden maken dat de hond er soms uitziet alsof hij
vier ogen heeft. sporen van deze roodbruine kleur bevinden zich ook op de lippen, aan de binnenkant van de oren,
op de ledematen en onder de staart. De schofthoogte voor reuen bedraagt 65 tot 72 cm en voor teven
62 tot 68 cm. Het gewicht bedraagt ongeveer een 35 kg.
AARD : de 'koelte' van zijn neus is niet terug te vinden in zijn temperament. De Grand heeft die
typische warme houndgevoelens ten opzichte van zijn eigenaars. Hij is aanhankelijk en zeer deftig
gemanierd. Tijdens de jacht is deze hond geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, maar zijn
'liefhebbende' temperament bewaart hij voor zijn familie. Hij is niet zo snel, maar kan zeer lang
volhouden, heeft een zeer luide en zware stem en is zeer vastberaden in zijn manier van werken. Hij sluit
zich tijdens de jacht instinctief aan bij de meute, maar indien nodig gaat hij ook individueel zijn gang.
De Grand jaagt op groot wild ( ree, wild zwijn ), maar ook op haas. Deze honden zijn zacht van karakter,
aanhankelijk en zeer gehecht aan hun baas.
ACTIVITEIT : deze honden zijn niet geschikt voor het stadsleven. Zij leven opwel op het platteland, of
( indien zij deel uitmaken van een meute ) in een kennel. Deze honden hebben veel ruimte en lichaamsbeweging
nodig.
OPVOEDING : een consequente opvoeding is noodzakelijk. |