LAND VAN HERKOMST : Engeland
GESCHIEDENIS
µDe moderne Labrador Retriever is niet afkomstig uit Labrador ( Canada ), maar uit Newfoundland voor de kust van
Labrador. De voorloper van de Labrador, die beter bekend was als de Lesser Newfoundland, is verdwenen, maar niet
nadat hij een grote invloed op de huidige Labrador heeft gehad. De Labrador Retriever kwam rond 1835 uit
Newfoundland mee naar Engeland. Zijn voorvader zou een 'inheemse zwarte waterhond' zijn geweest. Zijn taak bestond
destijds uit het helpen het aan boord te brengen van de netten van de vissers. Hij werd gebruikt als
apporteur, waarbij hij het ijskoude water in ging om vissers te helpen en vogels binnen te halen. Hij heeft een
sterk, compact lichaam en een korte, vettige, waterafstotende vacht. In Engeland werd hij al snel populair
als jachthond. In 1903 werd dit ras officieel door de Engelse Kennelclub erkend. Later liep het aantal in
Engeland en Newfoundland, door een zware hondenbelasting en quarantainemaatregelen, terug. Voor hij definitief
verdween, werd het ras gered door inkruising van verschillende andere retrievers. Om de eigenschappen van de
Labrador niet verloren te laten gaan, werd een rasstandaard opgesteld en de praktijk van het door elkaar fokken
van verschillende retrievers aan banden gelegd. Er werden rasverenigingen opgericht en sinds die tijd hadden
Labrador Retrievers veel succes in veldwedstrijden en op shows. Door de combinatie van gelijkmatig temperament,
sterk lichaam en werklust is de Labrador een veelzijdig, populair ras. Hij werkt als speur-, therapie-, geleide-
en sociale hond, maar zijn talent ligt ook op het vlak van gezelschapshond. Niet voor niets is hij enorm populair,
ook bij kinderen.
IDEALE RASKENMERKEN
Schofthoogte: reuen 56 tot 57 cm, teven 54 tot 56 cm. Het gewicht bedraagt 25 à 34
kg. Uiterlijk: compact, vierkant lichaam; actief, moeiteloos gangwerk. Vacht : kort, dik, recht en hard.
Kleur : zwart, geel (lichtcrème tot vosrood), lever- of chocoladekleurig. Een kleine witte borstvlek is
toegestaan. Hoofd: brede schedel met een rechte snuit; middelgrote, zwarte of bruine ogen; niet grote, dicht
langs het hoofd afhangende oren. Staart: middellang, dik, vrolijk gedragen.
VACHT : kort stokhaar; m.a.w. 3 à 6 cm lange, stevige haren met of zonder ondervacht. VERHARING :
blokverharing. DAGELIJKSE BEHANDELING : met een grove kam en borstel de losse haren verwijderen.
GROTE BEHANDELING : wanneer de vacht verhaart, ziet men tegen de tijd dat de hond gaat verharen kleine
pluisjes wol uitsteken. Dat is het teken dat de hond echt aan het verharen is. De loszittende ondervacht kan men
met een herdersharkje verwijderen. Kijken of er vuil in de ogen zit en reinigen. Oren reinigen. Nagels knippen
indien nodig. VOOR- EN NADELEN VAN DE VACHT : vraagt weinig onderhoud, maar je hebt wel veel losse
haren in huis.
AARD : de Labrador is een zeer toegewijde en intelligente metgezel. Hij is één van de meest volgzame
en betrouwbare honden. Dit is een scherpzinnige werkhond die verstandig en gevoelig is. Lange
wandelingen met deze aanhankelijke 'samaritaan' zijn lonend en gezond. Hij is gelijkmatig van temperament,
lief voor kinderen, gehoorzaam en goed gehumeurd.
ACTIVITEIT : de Labrador vereist veel lichaamsbeweging. Het is een uitstekende apporteur, dus
jachtproeven zijn zeer aan te raden.
OPVOEDING : de Labrador is een intelligente hond, die niet moeilijk op te voeden is. Hij is leergierig en
werkt graag voor z’n baas. De Labrador is een uitstekende jacht- en speurhond, maar ook in
gehoorzaamheidswedstrijden presteert hij erg goed. Het is jammer als u met hem niets onderneemt en hem gewoon als
huishond houdt. |