De laatste,
zorgvuldig gemaakte schatting van het aantal nu levende soorten werd
in 1970 gerealiseerd door de Amerikaanse ichtyoloog D.M. Cohen. Hij
schatte dat er ongeveer 50 soorten Agnatha (vissen zonder kaken)
waren, 515 tot 555 soorten Chondrichthyes (kraakbeenachtige vissen)
en 19.135 tot 20.980 soorten Osteichthyes (bissen met botten). Elk
jaar worden er ongeveer honderd nieuwe soorten ontdekt en
beschreven.
Van de ongeveer 20.000 vissoorten zijn er :
- Primaire
zoetwatervissen : 33,1 procent
- Secundaire
zoetwatervissen : 8,1 procent
- Soms in
zoetwater, soms in de zee levende vis (diadroom) : 0,6 procent
- Zeevissen
in warme kustwateren : 39,9 procent
- Zeevissen
in koude kustwateren : 5,6 procent
- Zeevissen
die op de bodem van de zee leven (bentisch) : 6,4 procent
- Zeevissen
die ver uit de kust en vlak bij het wateroppervlak leven
(epipelagisch) : 1,3 procent
- Vissen die
dieper dan 200 meter leven : ongeveer 5 procent.
Zoetwatervissen vormen meer dan 41,2 procent van alle vissoorten.
Deze bewoners van beken, rivieren en meren zijn meer blootgesteld
aan de directe invloed van de mens; het is zeer opvallend dat bijna
de helft van de levende soorten direct invloed ondervindt van de
veranderingen in het milieu en door menselijke activiteit in gevaar
komen. |