
Met name in de jaren tachtig is duidelijk geworden dat het
milieubeleid in het Alpengebied drastisch zal moeten veranderen. De explosieve groei van het massatoerisme, de
toenemende bevolkingsdruk, en de daarmee gepaard gaande uitbreidingen van infrastructuur en
wintersportvoorzieningen, en de toename van het verkeer in en door het gebied hebben diepgaande gevolgen gehad
voor het milieu. Gebleken is dat de massale teruggang van het bomenbestand (o.a. voor de aanleg van hotels,
vakantiewoningen en ski-pistes) het verdwijnen van vele plant- en diersoorten tot gevolg heeft gehad en dat
daardoor steeds sterkere erosie, aardverschuivingen, lawines, modderstromen en overstromingen worden
veroorzaakt, waarbij een toenemend aantal menselijke slachtoffers valt te betreuren.
De toenemende vervuiling van de gletsjers en de daaruit ontspringende
beken en rivieren (uitlaatgassen, afval) begint ernstige vormen aan te nemen.
De inrichting van natuurreservaten en beschermde wildparken bleek niet
het beoogde effect te hebben. In het begin van de jaren tachtig hebben de Alpenlanden Oostenrijk, de
Bondsrepubliek Duitsland, Joegoslavië, Italië, Zwitserland en Frankrijk samenwerking gezocht om de problemen het
hoofd te kunnen bieden en richtten de CIPRA (Internationale commissie ter bescherming van het Alpengebied) op.