Deze
vis komt voor in de wateren in het westelijke deel van het zuiden
van India, waar hij wel 15 cm. lang kan worden. In gevangenschap is
hij gewoonlijk kleiner (10 cm). De mannetjes zijn kleiner dan de
vrouwtjes en hun rugvinstralen zijn langgerekt. Kweken is
gemakkelijk in grote aquaria. De vissen paaien vaak in scholen. De
jongen verschillen in kleur van de volwassen vissen; ze hebben twee
brede, zwarte dwarsstrepen op de zijkant, een smallere streep aan
het begin van de staartvin en een nog kleinere streep bovenop hun
kop. De vinnen van de jongen zijn oranje tot steenrood. Bij de
gedeeltelijk volgroeide exemplaren is het begin van de staartvin
roodachtig met een rode vlek in elke lob, met aan het uiteinde een
wit puntje. |
|
|
|
|
|
|
|