Deze
grootste levendbarende vis uit de familie der Poeciliidae komt voor
in de wateren in het oostelijke deel van Midden-Amerika. Het
vrouwtje wordt ongeveer twintig cm. lang, het mannetje slechts tien
cm. Het is een roofvis die niet geschikt is voor een aquarium met
andere soorten. Voor het copuleren steekt het mannetje zijn
gonopodium naar voren en draait en buigt hij zich op een vreemde
manier. Het voeden is niet gemakkelijk. Volwassen vissen hebben
grote stukken levend voer nodig, zoals kleine vissen, larven van
libellen, kikkervisjes en allerlei soorten wormen. Exemplaren van
tien tot twintig cm. kunnen volwassen zwaarddrager- of
guppyvrouwtjes zonder moeite doorslikken. Hun bovenkaak is
beweeglijk, waardoor ze grote stukken voedsel kunnen verorberen. De
temperatuur van het water moet tussen de 25 en de 30 graden C.
liggen. Interessant is hun vermogen om van kleur te veranderen. 's
Nachts zijn ze donker, terwijl ze overdag veel lichter van kleur
zijn.De kroost bedraagt meestal zo'n honderd jongen van 2,5 tot 3
cm. lang, die meteen al watervlooien eten. |
|
|
|
|
|
|
|