|
De
gekraagde roodstaart of phoenicurus phoenicurus
Een
trekvogel van april tot oktober. Bijna zo groot als een mus, met
langere poten, opvallend recht zithouding. Trilt met de staart
en maakt voortdurend knikkende bewegingen. Het mannetje heeft
een wit voorhoofd, borst en flanken zijn roestrood. De buik is
lichter; grijze bovenkant, langs de vleugels erg donker.
Vrouwtje is grijsbruin, met een vleugje roestrood in de staart.
Verspreiding en woongebied : heel Europa; bij ons vooral in het
laagland. De laatste jaren sterk teruggelopen, onlangs echter
weer iets toegenomen. Broedt in niet te dichte loof- en gemengde
bossen, met voorkeur voor de rand; ook in parken en tuinen,
zelfs midden in de stad te vinden. Voortplanting : het nest
wordt door het vrouwtje gebouwd in spleten of holen van bomen,
ook in rotsspleten of nissen; bij gebrek aan een natuurlijk hol
worden ook wel nestkastjes en brievenbussen gebruikt. De legtijd
begint in mei : één tot twee legsels. De vijf tot zeven
groenigblauwe eieren worden meestal door het vrouwtje gedurende
13-14 dagen uitgebroed. De jongen worden 12-15 dagen door beide
partners verzorgd in het nest. Voedsel : insecten. |
|
|
|
|
|
|