|
De
grauwe vliegenvanger of muscicapa striata
De grauwe vliegenvanger, een zomergast, is onmiddellijk te
herkennen aan zijn fourageergedrag. Hij leeft bijna uitsluitend
van vliegende insecten waar hij op jaagt met een wervelende
zwenkvlucht vanaf hoge uitkijkplaatsen op diverse posten in zijn
territorium. Door zijn specialisatie in gevleugelde insecten kan
de grauwe vliegenvanger alleen in de zomer in Europa leven. Als
het ongewoon koud of nat weer is, moet hij soms terugvallen op
insecten die van de bladeren of de grond worden gepikt.
Kenmerken
Een lichtbruin, gestreept verenpak, wat soms bijna grijs lijkt.
Enkel de jongen zijn gespikkeld. Lengte : 14 cm.
Geluid
Het zachte liedje van aaneengeschakelde piepende toontjes is
vaak onopgemerkt. De roep is een zacht 'tsfie'.
Voedsel
Bestaat uit vliegen, bijen en vlinders. De vogel trekt
insectenvangend van plek naar plek.
Nest
Het nestelen begint na het nestelen van de mezen, en de andere
insecteneters. De jongen kunnen vliegen als het hoogzomer is en
warme dagen gepaard gaan met een actief insectenleven. Het nest
van mos, groen en twijgjes, bij elkaar gehouden door
spinnenwebben en gevoerd met haar en veertjes, wordt meestal
door het vrouwtje gebouwd. Vaak is het verstopt in een
boomstronk of muur. Een oud nest wordt als basis gebruikt.
Broedgegevens
Maanden mei en juni - één of twee legsels - vier tot vijf
bruingestippelde groenachtige eieren - broedtijd : 12-14 dagen,
door beide partners - vliegvlug : na 12-13 dagen; twee tot drie
weken later zelfstandig. |
|
|
|
|
|
|