|
De
huismus of passer domesticus
De huismus doet zijn naam eer aan. Hij nestelt praktisch altijd
in gebouwen, hoewel hij een enkele keer in bomen en rotsholtes
nestelt, of een nest van een andere vogel bezet, bijvoorbeeld
van een zwaluw. Bijna nooit bouwt hij zijn eigen, oorspronkelijk
geheel overkoepelde nest van gras in een boom of heg.
Gebruikmakend van menselijke bewoning voor schuilplaats en
voedsel, heeft de huismus kans gezien om zich over de wereld te
verspreiden.
Kenmerken
De man heeft een bruinzwart gestreepte bovenkant en grijze
wangen, kruin en stuit. Het vrouwtje is meer egaal bruin, heeft
geen grijze stuit en kruin, en ook geen zwart op de kop en de
keel. De jongen lijken op het vrouwtje. Lengte : 14,5 cm.
Voedsel
Hoewel de huismus van huis uit een zaadeter is, eet hij een
gevarieerd mengsel van dierlijk en plantaardig voedsel,
inclusief groeischeuten en bloemen. Huismussen wonen graag op
boerderijen. Ze levens soms van de zaden van gewas dat op het
land staat en kunnen, als ze in grote aantallen samenkomen, soms
schade aanrichten. De plattelandshuismussen aten vroeger stiekem
mee van het graan dat uit de paardevoederzak werd gemorst. Nu
zijn ze overgeschakeld op allerlei andere restjes en afval, en
eten onder andere de onverteerde granen uit .... hondendrollen.
Dierlijk voedsel is nodig om de jongen groot te brengen. Let op
huismussen die vliegjes op het gras nazitten, bladluizen
oppikken en zelfs insecten uit spinnenwebben halen.
Wintervoedering
Huismussen komen graag op de voedertafel en kunnen soms in snel
tempo al het voer opeten. Ook vetbollen zijn niet te versmaden.
Nest
De gebruikelijke nestplaats is onder de dakpannen of in een
spleet in een gebouw. Huizen met rieten daken zijn ook
aantrekkelijk om te wonen. Soms wordt er kippengaas gebruikt om
te voorkomen dat ze in het riet gaan nestelen of het zelfs
slopen. Na het broeden blijven de huismussenpaartjes hun nest
gebruiken als knusse slaapplaats in de winter. De jonge vogels
slapen samen in groenblijvende struiken en tussen de klimop.
Broedgegevens
Maanden maart tot september - twee tot vier legsels - drie tot
vijf bruingevlekte, witte eieren - broedtijd : 14 dagen,
voornamelijk door het vrouwtje - vliegvlug : na 15 dagen; één
week later zelfstandig. |
|
|
|
|
|
|