1. Fysische geografie
1.1 Landschap en rivieren
Israël omvat van west naar oost drie landschappen: de kustvlakte, het
westelijk bergland ( 'westelijk' in tegenstelling tot oostelijk, te
weten het bergland in Jordanië) en de slenk van el Ghor. De kustvlakte
wordt slechts onderbroken door het Karmelgebergte en van zuid naar noord
onderscheiden in Sjeféla (= vlakte), de vlakte van Sjaron en ten noorden
van de Karmel het dal van Zevoeloen (Zebulon). De kust is een duinkust.
Het westelijk bergland, 700 tot 1000 m hoog, is onder te verdelen van
zuid naar noord in het bergland van de Negev, dat van Judea, dat van
Samaria en dat van Galilea. De laatste drie gebergten bestaan overwegend
uit kalksteen en vertonen karstverschijnselen. Alleen de ondergrond van
de Negev, die ca. 50% van de oppervlakte van het land beslaat, bestaat
uit graniet. De hoogste verheffingen zijn de berg Hare Meron bij Zefad
(1208 m) en de berg Ramon in het zuidwesten van de Negev (1035 m). Het
westelijk bergland wordt ten zuidoosten van Haifa onderbroken door de
Vlakte van Jizreël, die het Jordaandal met de Middellandse Zee verbindt.
De diepe slenk van el Ghor (een uitloper van het in de Afardriehoek
ontspringende riftsysteem) omvat in het noorden het Jordaandal en in het
zuiden het dal van Araba. In het noorden ligt het oppervlak van Jam
Kinneret op 209 m beneden de zeespiegel, meer zuidelijk dat van de Dode
Zee op 394 m beneden de zeespiegel.
De enige grote rivier is de Jordaan [aardrijkskunde]1, deels grensrivier
met Jordanië. De overige rivieren in Israël, alle naar de Middellandse
Zee stromend, zijn kort en voeren onregelmatig water.
1.2 Klimaat
West-Israël bezit een mediterraan klimaat met droge, hete zomers en
zachte, vochtige winters. De in het oosten gelegen slenk van el Ghor
ontvangt minder dan 200 mm regen per jaar en kent dus een
woestijnklimaat. In de zomer lopen de temperaturen plaatselijk vaak op
tot meer dan 40 °C, m.n. als uit het oosten de woestijnwind, de sirocco,
waait. De zomerwarmte wordt overdag getemperd door de dagelijkse zeewind
vanuit het westen; de afkoeling 's nachts is vaak zo sterk dat er dichte
nevels en zware dauw optreden. De winterregen valt gewoonlijk in drie
perioden: a. de vroege regen na de droge zomer in oktober en november; b.
de winterregen, in hevige buien, afgewisseld door perioden met
zonneschijn; c. de late (spade) regen in maart en april. De gemiddelde
regenval per jaar bedraagt ca. 600 mm en neemt van noord naar zuid en
van west naar oost af.
1.3 Plantengroei
Het westen van Israël behoort nog tot de mediterrane regio, waartoe hier
uitsluitend altijdgroene bossen behoren. In de laagvlakte en op de
duinen is dit het Oleo-Ceratonion met de Johannesbroodboom (Ceratonia
siliqua) en Pistacia lentiscus. In het kustgebergte groeit op krijtgrond
naaldbos van Aleppo-den (Pinus halepensis), oostwaarts uitstralend tot
Jeruzalem en Galilea; op zandgrond bos en struweel van een eik (Quercus
ithaburensis) dat op de rendzinabodem van de Karmel en tot in Galilea
gemengd is met Styrax officinalis en Pistacia atlantica. Landinwaarts is
in het gebergte een maquis-type op terra rossa de meest voorkomende
plantengemeenschap. Allerwegen treft men in het mediterrane gebied,
aangeplant en verwilderd, de oorspronkelijk uit Zuid-Amerika afkomstige
Barbarijse vijg aan (Opuntia ficus-indica; ook wel vijgcactus genoemd,
in Israël 'sabra' geheten). Naar het oosten gaat de vegetatie over in
die van het steppegebied van de irano-toeranische regio; hier groeit het
steppedoornstruweel van Zizyphus lotus, Z. spina-Christi en Acacia
arabica. De oever van de Jordaan is vrijwel geheel verstoken van
plantengroei. De kalkhalfwoestijn van Judea is in de zomer kaal en dor,
in de winter echter groen, terwijl ze in het voorjaar één grote wilde
bloementuin lijkt.
1.4 Dierenwereld
In historische tijd is de soortenrijkdom sterk verminderd, mede doordat
de bossen door velerlei oorzaken (o.m. erosie als gevolg van
onoordeelkundig rooien) vrijwel geheel zijn verdwenen en pas in recente
tijd opnieuw worden aangeplant. De panter komt nog in zeer kleine
aantallen voor, evenals de Syrische bruine beer. Van de andere recente
soorten zijn te noemen de gestreepte hyena, de gewone jakhals, de gewone
ichneumon of faraorat, een egel, een klipdas (in de Statenbijbel als
konijntje aangeduid) en een blinde muis (Spalax microphthalmus). Tot de
ca. 400 soorten tellende vogelwereld behoren o.m. de raaf, de kerkuil,
de vale gier, de witte kwikstaart, een mus (Passer biblicus), patrijzen
en kwartels, de kokmeeuw en de gewone pelikaan. Onder de ongewervelde
dieren zijn vooral de insecten en woestijnslakken opvallend.
In de Negev-woestijn is het Hai-Barreservaat voor de bijbelse fauna (die
men reeds eerder in de diergaarde van Tel Aviv had doen herleven)
ingericht, o.m. door import van onagers, Arabische oryxen (een
antilopesoort die wel als eenhoorn werd aangeduid) en struisvogels. In
dit reservaat leven nog karakals, jakhalzen en wolven.
2. Bevolking
2.1 Samenstelling en spreiding
Israël telde in 1995 (incl. Oost-Jeruzalem en de geannexeerde
Golanhoogvlakte) 4, 4 miljoen inwoners, van wie 82% joden en 17%
Arabieren (Palestijnen). Op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook
van Gaza wonen 97!000 joden en 1!682!000 Arabieren. De bevolking is zeer
ongelijk over het land verspreid: in het district Noord, ten noorden van
Haifa, en in het district Zuid, ten zuiden van Jeruzalem, - tezamen 85%
van de totale oppervlakte van het land - woont slechts ca. 27% van de
totale bevolking. Israël is een van de meest geürbaniseerde staten ter
wereld: ruim 92% van de bevolking woont in de steden. De Arabieren wonen
voor het merendeel op het platteland en in de steden van de door Israël
bezette gebieden. Het aantal bewoners van de collectieve kibboets, in
1948 aanzienlijk groter dan dat van de coöperatieve mosjaviem, is
sedertdien verschoven ten gunste van de mosjaviem.
De groei van de joodse bevolking in Israël is zeer uitzonderlijk
geweest. In de periode van 1948 tot 1980 was sprake van een toeneming
van ruim 300%. Tot het begin van de jaren zeventig was dit in hoofdzaak
een gevolg van de enorme immigratie. Nadien is de immigratie sterk
verminderd (in 1987 overtrof het aantal emigranten dat van de
immigranten). Vanaf het begin van de jaren negentig immigreerden grote
getalen joden uit de Sovjet-Unie. De samenstelling van de joodse
bevolking is zeer bont. Naar de herkomst zijn grosso modo acht groepen
te onderscheiden: a. Een nogal heterogene categorie van joodse bewoners
van Palestina van vóór de moderne immigratie. In 1882, het jaar waarin
men de moderne joodse emigratie naar Palestina gewoonlijk laat beginnen,
woonden er ca. 24!000 joden in Erets Jisraël. b. De ca. 150!000 joden
die in vier golven tussen 1882 en 1931 het land als kolonisten
binnenkwamen, zijn vooral uit Oost-Europese landen afkomstig. Bij de
vierde golf (1924-1931) was ook de immigratie van religieuze joden van
betekenis. c. Een aantal van meer dan 300!000 joden uit Midden-Europa,
m.n. Duitsland en de door Duitsland bezette gebieden, die in de jaren
dertig en veertig hun geboorteland ontvluchtten. d. De joden die in de
periode 1945-1948 het land legaal of illegaal binnenkwamen, overwegend
joden die aan de nazi-vervolgingen waren ontkomen of ze (in
concentratiekampen) hadden overleefd. e. De honderdduizenden joden van
na 1948 die uit Irak, Jemen en Noord-Afrika het land binnenstroomden, in
de jaren tachtig ook uit Iran, Ethiopië (de Falasja's). De geringere
ontwikkeling, geringere zionistische instelling en het ruimtelijk
isolement van de oriëntaalse joden, plaatsten de Israëlische
maatschappij voor zeer grote problemen. f. De Sabra's, de in Israël
geboren joden (inmiddels veruit de meerderheid van de bevolking). g.
Oost-Europese immigranten van na 1957, vooral veel uit de Sovjet-Unie na
1989. h. Zionisten uit de Europese landen, Noord- en Zuid-Amerika,
Zuid-Afrika en Australië. De etnische verscheidenheid van de bevolking
roept vele problemen op.
Het geboorteoverschot bedroeg in 1992 15‰ (geboortecijfer 21‰,
sterftecijfer 6‰). Het geboortecijfer van de Arabische bevolking in
Israël is groter dan dat van de joodse bevolkingsgroep, terwijl de
sterftecijfers vrijwel gelijk zijn. In 1995 was 32% van de bevolking
jonger dan 15 jaar; slechts 8% was ouder dan 65 jaar. De gemiddelde
levensverwachting was in 1990 voor mannen 75 en voor vrouwen 78 jaar.
2.2 Taal
Er zijn twee officiële talen: het (modern) Hebreeuws en het Arabisch.
Het modern Hebreeuws (ook wel Ivriet genoemd) wordt door vrijwel de
gehele joodse bevolking gesproken. Een aantal groepen immigranten heeft
daarnaast hun taal van herkomst behouden.
2.3 Religie
Van de bevolking zegt 82% het joodse geloof aan te hangen, ca. 14% de
islam, 2,7% het christendom en 1,7% van de bevolking zijn Druzen.
Het openbare leven in Israël wordt gedomineerd door de joodse godsdienst
(zie jodendom). De sabbatsrust wordt verzekerd door de wetgeving,
aangevuld door plaatselijke regelingen. De traditioneel orthodoxe
opvatting van de thora met zijn '248 geboden en 365 verboden' vormt een
bron van moeilijkheden voor het openbare leven in de moderne tijd. Dat
een orthodoxe minderheid van hooguit 30% van de joodse bevolking in zo
sterke mate haar inzichten heeft kunnen doen prevaleren, heeft
verschillende oorzaken.
Een groot aantal joden dat zelf weinig of niet godsdienstig is, vindt
dat de joodse godsdienstige tradities in het openbare leven moeten
worden gehandhaafd. Verder zou wijziging van de religieuze instituties
consequenties met zich brengen voor de islamitische en christelijke
bevolking. Voorts zijn de religieuze (politieke) partijen
coalitiepartners in de regering, die overwegend slechts wensen hebben op
het gebied van de godsdienst, het onderwijs en de cultuur. Ten slotte
vreest de overgrote meerderheid van de bevolking een 'Kulturkampf' en is
zij van mening dat zij zich tegenover het jodendom buiten Israël niet
kan veroorloven een strijd tegen de joodse godsdienst te ontketenen.
Het Opperrabbinaat bestaat uit een Asjkenazische en een Sefardische
opperrabbijn. De liberale joden genieten, althans in theorie, dezelfde
faciliteiten als andere godsdienstige groepen bij de bouw van synagogen,
maar hun rabbijnen worden nog altijd niet als zodanig erkend. Daarnaast
bestaan er zeer kleine gemeenschappen Samaritanen en Karaïeten.
De Arabische bevolking belijdt overwegend de islamitische godsdienst. De
Druzen hebben sedert 1957 eveneens de status van autonome religieuze
gemeenschap.
3. Bestuur en
samenleving
3.1 Staatsinrichting
Israël heeft vooralsnog geen geschreven constitutie, omdat de orthodoxe
en vrijzinnige stromingen niet tot overeenstemming konden komen over
principiële punten. In 1950 heeft de Knesset besloten van tijd tot tijd
zgn. fundamentele wetten aan te nemen, die tezamen de plaats van een
grondwet moeten innemen.
De republiek Israël is een parlementaire democratie. Als haar
staatshoofd fungeert een president. De uitvoerende macht berust bij de
premier en de andere ministers, die samen de regering vormen; zij
behoeven het vertrouwen van het parlement, de Knesset. De Knesset (120
leden) bezit wetgevende macht en wordt gekozen voor vier jaar, volgens
een systeem van evenredig, direct en geheim kiesrecht, door alle
staatsburgers die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Er is een
kiesdrempel van slechts 1%, waardoor, volgens tegenstanders van dit
stelsel, de kleine, religieuze partijen onevenredig veel invloed hebben.
De president, door de Knesset bij geheime stemming voor een periode van
vijf jaar gekozen, benoemt de kabinetsformateur na consultatie van de
vertegenwoordigers van de partijfracties in de Knesset. De leden van de
rechterlijke macht worden door de president voor het leven benoemd op
voordracht van een commissie waarin het Hoge Gerechtshof, de regering,
het parlement en de balie vertegenwoordigd zijn. Ook overigens is hun
onafhankelijkheid gewaarborgd. Voor leden van de religieuze rechtbanken
- ook zij zijn staatsambtenaren - geldt iets dergelijks. De 'State
Comptroller' (ombudsman) wordt eveneens door de president benoemd, en
wel op voordracht van een commissie van de Knesset; hij heeft een
ambtsperiode van vijf jaar. Hij is verantwoordelijk tegenover de Knesset
en niet tegenover de regering.
3.2 Administratieve indeling
Het land is ingedeeld in zes districten en 17 onderdistricten. De
gemeenteraden worden voor vier jaar gekozen. De bezette gebieden staan
onder militair bestuur, dat door burgerbeambten wordt geadviseerd.
3.3 Lidmaatschap van internationale organisaties
Israël is lid van de Verenigde Naties en van de meeste suborganisaties
van de VN.
3.4 Politieke partijen en vakbonden
Tot de belangrijkste politieke groeperingen behoort het Likoed-blok,
waarin de Heroet-partij (Cheroet, opgericht in 1948; conservatief) en
kleinere liberale en nationalistische partijen (zoals de Tsomet- en de
Gescher-partij) samenwerken. Het Likoed-blok is o.m. voorstander van een
grotere overheidsinvloed in de 'bevrijde' (bezette) gebieden en een
liberale markteconomie. Zij is tegen een soevereine Palestijnse staat,
alsook tegen de ontruiming van de Golanhoogte en de Westelijke
Jordaanoever. Politiek nauw verbonden met de Likoed zijn de Nationale
Religieuze Partij (1956; voorstander van o.a. terugkeer naar de oude
historische grenzen en van religieus geïnspireerd onderwijs) en de beide
eveneens religieuze partijen Agoedat Israël (1921) en Poalei Agoedat
Israël (1924). Sefardische dissidenten uit de Agoedat richtten in 1987
de Shasspartij op, die evenals de fundamentalistische Degel Hathorah,
geen territoriale ambities koestert maar vooral religieuze
programmapunten benadrukt. Ter rechterzijde bevindt zich voorts de
ultra-nationalistische Moledet-partij, die annexatie van de bezette
gebieden bepleit. De buiten de wet gestelde Kach-partij is zo mogelijk
nog extremer en voorstander van 'transfer' van de Palestijnse bevolking.
Tweede grote partij is de sociaal-democratische Ma'arach (de Israëlische
Arbeiderspartij). Kern hiervan is de Mapai (1930) die in 1968 fuseerde
met de Ahdut Haavoda-Poalei Zion (1944; Arbeiderszionisten) en de Rafi
(1965). Laatstgenoemde partij ging in 1969 samen met de linkse MAPAM.
Uit het samengaan van al deze partijen ontstond in 1968 de Ma'arach, die
in de verkiezingen ook uitkomt met een zgn. Arabische lijst. MAPAM trad
later weer uit de Arbeiderspartij en sloot zich met de
Burgerrechtenbeweging Rats en de Sjinoei aan tot het Meretsblok. Andere
kleine partijen ter linkerzijde zijn: de communistische Rekah-partij en
de joods-Arabische Progressieve Lijst voor de Vrede. Exclusief Arabisch
is de Arabische Democratische Partij. Nieuwe partijen zijn de Israel
Ba'Aliya van N. Sjaransky, die de Sovjetemigranten representeert, en de
Haderech ha-Shlishit (Derde Weg), een afsplitsing van de
Arbeiderspartij, die tegen de teruggave van de Golanhoogte is. Van
politiek gewicht waren voorts vanaf het einde van de jaren zeventig de
Vrede Nu-beweging (Sjalom Achsjav) en de ultranationalistische Goesh
Emoniem-beweging (het Blok der Getrouwen). Eerstgenoemde keerde zich
krachtig tegen het overheidsbeleid in de bezette gebieden en wilde een
soepele houding betonen tegenover de Arabische buren en de Palestijnse
bevrijdingsbewegingen. Laatstgenoemde beweging stond het vestigen van
nieuwe joodse nederzettingen in bezet gebied voor.
Een merkwaardige positie bekleedt de in 1920 opgerichte Histadroet die
met ruim 1, 65 miljoen leden (ca. 85% van de beroepsbevolking) en ca. 40
aangesloten vakverenigingen zowel de grootste vakbond is als een van de
grootste werkgevers. In deze laatste hoedanigheid beheert de Histadroet
via de overkoepelende organisatie Hevrat Ovdim (Algemene Coöperatieve
Bond) een groot aantal ondernemingen op het gebied van de landbouw,
industrie, handel, vervoer en bankwezen. In enkele ondernemingen nemen
Histadroet en overheid samen deel.
4. Economie
4.1 Algemeen
De periode van 1950 tot 1973 werd gekenmerkt door een snelle expansie
van de economie: jaarlijks nam het bruto nationaal product (bnp) met ca.
9% toe. Deze ontwikkeling was slechts mogelijk door grote kapitaalimport
in de vorm van buitenlandse hulp en leningen, grote giften van joden
buiten Israël, betalingen en leveranties in het kader van de Duitse
herstelbetalingen en een verhoogde productiviteit. Na 1973 is de
economische situatie echter in snel tempo verslechterd: in 1977 bedroeg
de economische groei nog slechts 0, 5%. Omstreeks 1982 was de
economische groei vrijwel tot stilstand gekomen, daarna trad er een
geleidelijk herstel in tot een groei van 5,2% in 1987, waarna de groei
zakte tot nog maar 1% in 1989. Tot de belangrijkste economische
problemen behoren de hoge inflatie (58% in 1974, 440% in 1984, door een
zeer strak bezuinigingsbeleid werd de inflatie daarna drastisch
teruggedrongen tot 16% in 1987, in 1989 weer opgelopen tot bijna 21%
over de periode 1985 tot 1994 gemiddeld 18%, over 1995-1996 8,3%), het
chronische en grote tekort op de betalingsbalans (in 1995 ruim $ 11
miljard), de hoge defensielasten, de sterk gestegen schuld aan het
buitenland (in 1989 opgelopen tot $ 31 miljard; in 1995 al geen meer) en
de werkloosheid (in 1995 6,4%). Had men aanvankelijk bewust ernaar
gestreefd klasseverschillen gebaseerd op inkomen zoveel mogelijk te
beperken, vanaf ca. 1955 valt in de overheids- en andere publieke
sectoren een toenemende ongelijkheid van inkomens te constateren. Dit
leidde in de jaren zeventig, tezamen met de sterk gestegen kosten van
levensonderhoud tot groeiende sociale onrust, wat o.a. tot uiting kwam
in een groot aantal stakingen. In het begin van de jaren tachtig kreeg
Israël te maken met een hollende inflatie en een snel stijgende
werkloosheid. De in 1980 ingevoerde nieuwe munt (de sjekel) verminderde
zo snel in waarde dat zij in 1986 moest worden vervangen door een nieuwe
sjekel, die duizendmaal de waarde van de oude had. Krachtige
bezuinigingen op overheidsuitgaven (defensie, beperking subsidies op
voedsel, transport en energie, privatisering), ingrijpende devaluaties,
belastingverhogingen en omvangrijke financiële bijstand van de Verenigde
Staten zorgden sinds 1985 voor een snel economisch herstel. In 1988 en
1989 kwamen er echter nieuwe economische tegenslagen ten gevolge van de
Intifadah (verhoging defensielasten, verlies van afzet, tekort aan
Palestijnse arbeid, teruggang van toerisme). Sinds het begin van de
jaren negentig gaat de ontwikkeling weer opwaarts met een bnp dat
jaarlijks 6 à 7% stijgt, vooral dankzij de bouwsector. De samenstelling
van het bnp was in 1994 als volgt (tussen haakjes de verdeling van de
beroepsbevolking): landbouw 4% (4%), industrie, mijnbouw en
bouwnijverheid 38% (29%), overheid, dienstverlening en transport 58%
(67%). Bijna 40% van de beroepsbevolking wordt gevormd door vrouwen. In
handel, ambacht en kleinbedrijf domineert het particulier eigendom.
4.2 Landbouw, veehouderij, bosbouw en visserij
De mosjaviem en de kibboetziem zijn de belangrijkste bedrijfsvorm in de
landbouw. Veel van deze coöperatieve ondernemingen verkeerden echter in
financiële moeilijkheden. Afgezien van granen, oliën en vetten is het op
voedselgebied voor 78% zelfvoorzienend. Gezien de geringe jaarlijkse
regenval is irrigatie van essentieel belang. Citrusvruchten zijn de
voornaamste landbouwproducten. Van belang zijn ook tuinbouwgewassen als
groenten en bloemen en voorts katoen, dadels, olijven, amandelen,
druiven, avocado's (sterke productiestijging) en bananen. Graan wordt
vooral verbouwd in de valleien van Jizreël en Harod.
De veehouderij omvat vooral schapen, geiten, rundvee en pluimvee (m.n.
kippen). Bosbouw is, gezien de grote hydrologische waarde van de bossen,
van uitzonderlijke betekenis. Ruim 600 km2 wordt door bos ingenomen. De
visserij wordt in de Middellandse Zee en op de Atlantische Oceaan
beoefend. Zoetwatervissen levert het Meer van Kinneret en de
viskweekvijvers (karpers) in het vroegere Choelemeergebied.
4.3 Mijnbouw en energievoorziening
De Dode Zee bevat miljarden tonnen aan diverse zouten. In het moderne
Sodom winnen de Dead Sea Works daaruit kaliumcarbonaat en broom, met
behulp van aardgas dat gewonnen wordt bij Arad. Het kaliumcarbonaat
wordt verwerkt in Sodom en Oron. Israël is de grootste exporteur van
broom ter wereld. Verder is m.n. de Negev rijk aan mineralen (koper,
fosfaat, marmer, gips en glaszand). De exploitatie van delfstoffen is
overwegend in handen van de staat. Verreweg de belangrijkste energiebron
is aardolie, die vrijwel volledig moet worden ingevoerd. Na de teruggave
van de velden van Aboe Rodeis in 1975 en de Almavelden in 1979 aan
Egypte hebben de Verenigde Staten de Israëlische aardolievoorziening
gegarandeerd. Asjdod en Haifa (cap. 6 miljoen ton per jaar) beschikken
over raffinaderijen. Er zijn kleine olievelden aangetroffen bij Asjdod
en sinds 1988 worden de mogelijkheden van off-shore-winning onderzocht.
Bij de Dode Zee wordt aardgas gewonnen. In 1979 is een op steenkool
werkende centrale in Hadera in gebruik genomen. Veel waarde wordt
gehecht aan de ontwikkeling van kernenergie. In 1976 werd met de
Verenigde Staten een overeenkomst gesloten voor de bouw van twee
kerncentrales (elk met een capaciteit van 900 MW; één bij Tel Aviv en de
ander in de Negev), waarvan de eerste in 1986 in gebruik is genomen. Een
kleine waterkrachtcentrale staat aan de Jarmoek, een zijrivier van de
Jordaan. Veel huizen zijn uitgerust met voorzieningen die het mogelijk
maken te profiteren van zonne-energie. Israël loopt voorop in de
ontwikkeling van alternatieve en schone energiebronnen.
4.4 Industrie
Schaarste aan grondstoffen en energie en de geringe binnenlandse markt
vormen belangrijke belemmeringen voor de verdere industriële
ontwikkeling. De snelst groeiende industriële sectoren zijn de
kapitaalintensieve elektronische, chemische en metaalindustrie
(waaronder de vliegtuigbouw en de wapenindustrie). Voedingsmiddelen en
textielindustrie namen in betekenis af en namen in 1995 nog slechts 12%
van de totale industriële productie voor hun rekening. Van belang zijn
voorts de diamant-, de cement-, de houtverwerkende en de
aardewerkindustrie. Belangrijke industriecentra zijn Tel Aviv, Haifa,
Jeruzalem, Ramle, Asjkelon, Asjdod, Hadera en Petach Tikwa. De waarde
van de industriële export, $ 18 miljoen in 1950, bedroeg in 1994 $ 15,9
miljard (ca. 91% van de totale exportwaarde), waarvan $ 4 miljard uit de
diamantexport. De bouwnijverheid heeft in de afgelopen decennia grootse
prestaties geleverd om de woningbouw gelijke tred te doen houden met de
sterk toegenomen bevolking.
4.5 Handel
Het aandeel van industrieproducten (mineralen, wapens, elektronica,
textiel en voedingsmiddelen) in de totale exportwaarde steeg van 18% in
1949 tot ca. 90% in 1994. Geslepen diamanten vertegenwoordigden in 1994
25,9% van de exportwaarde, machines, metaalwaren en elektronica 33,9%.
Het aandeel van landbouwproducten daalde in dezelfde periode van 64% tot
9%, waarbij m.n. citrusvruchten sterk terugliepen. Belangrijke
invoerproducten zijn aardolie, machines, ruwe diamanten, wapens, graan,
spijsolie en vetten. In 1975 werd met de EG een handelsverdrag gesloten
waarin werd bepaald dat vanaf 1980 geen wederzijdse invoerbeperkende
maatregelen met betrekking tot elkaars industrieproducten meer golden.
In 1986 werd een vrijhandelsovereenkomst met de Verenigde Staten
gesloten en in 1988 volgden nieuwe overeenkomsten met de EU. In 1994
ging 30% van de export naar de EU, 31,1% naar de Verenigde Staten, 5,8%
naar Japan en 15% naar de ontwikkelingslanden. Van de Israëlische invoer
kwam in hetzelfde jaar 49% uit de EG en 18% uit de Verenigde Staten. De
handelsbalans vertoont een chronisch tekort.
4.6 Ontwikkelingssamenwerking
Nog afgezien van de Duitse herstelbetalingen (ca. driekwart van de
overeengekomen DM 4 miljard is inmiddels overgemaakt) en de giften van
joden buiten Israël heeft de joodse staat vanaf zijn stichting veel
buitenlandse financiële steun genoten, m.n. van de Verenigde Staten
(jaarlijks ca. $ 3 miljard, waarvan bijna de helft voor civiele
doeleinden is bestemd). Daarnaast ontving Israël leningen van
internationale financiële organisaties. De hulpverlening van Israël zelf
bestaat vnl. uit technische hulp, m.n. op agrarisch gebied. Het accent
ligt daarbij op de Afrikaanse landen. In de jaren zeventig was echter om
politieke redenen een verminderde belangstelling vanuit deze landen voor
Israëlische knowhow te constateren.
4.7 Bankwezen
De president van de centrale bank, de 'Bank of Israel' (opgericht in
1954), wordt op voordracht van het kabinet benoemd door de president van
het land voor een periode van vijf jaar. Naast de centrale bank zijn er
nog een dertigtal handelsbanken, waarvan Le'Umi Le'Israel, de Israel
Discount Bank en Hapoalim de grootste zijn, kredietbanken en ca. 40
andere financiële instellingen.
4.8 Verkeer
De verkeerswegen die Eilat met Haifa verbinden, vormen een behoorlijke
wegverbinding tussen de Rode Zee en de Middellandse Zee. Het wegennet
omvat ruim 12!980 km. Er bestaat een aantal spoorlijnen (totale lengte
1275 km), maar de dichtheid is gering. Van belang voor de ontsluiting
van de Negev is de spoorlijn zuidwaarts vanuit Beersjeba naar Eilat.
Aangezien de spoorwegen echter zeer gevoelig zijn voor aanslagen, worden
maar weinig goederen en personen per trein vervoerd. Het openbaar
personenvervoer vindt vnl. plaats door middel van bussen. De exploitatie
geschiedt uitsluitend door coöperaties, waarvan de chauffeurs
aandeelhouders zijn. Veel gebruik wordt gemaakt van de sjeroet-taxi's,
collectieve taxi's, waarin men slechts voor de eigen zitplaats betaalt.
De Israëlische handelsvloot telde in 1993 59 schepen.
De grootste scheepvaartmaatschappij is de Zim; andere zijn de El-Jam en
de Maritime Fruit Carriers. Ze zijn tot stand gekomen met steun van de
regering en de Histadroet. Lange tijd beschikte Israël slechts over één
moderne zeehaven, nl. Haifa (in 1989 60% van alle overslag). De
verouderde haven van Jaffa-Tel Aviv is gesloten; in Asjdod, 30 km ten
zuiden van Tel Aviv, is in 1965 een tweede Middellandse-Zeehaven
gebouwd. In datzelfde jaar kwam ook de nieuwe zeehaven van Eilat tot
stand. De internationale luchthaven is Ben Goerion in Lydda (Lod) bij
Tel Aviv. De Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al onderhoudt vandaar
luchtverbindingen met vier continenten. Ook buitenlandse
luchtvaartmaatschappijen vliegen regelmatig op Ben Goerion. De overige
(zeven) Israëlische vliegvelden hebben alleen betekenis voor het
binnenlandse verkeer, verzorgd door de luchtvaartmaatschappij Arkia.
5. Toeristische
gegevens
Israël is een internationaal pelgrimsoord en toeristenland. Het bezit
heilige plaatsen voor verschillende godsdiensten, historische plaatsen,
talrijke archeologische vindplaatsen, natuurschoon en badplaatsen. De
belangrijkste bezienswaardigheden zijn te vinden in of bij: Jeruzalem,
Akko, Bet Sjean, Bet Sjeariem, Caesarea (Palestinae), de Dode Zee, Haifa,
Lod, de berg Masada bij Arad, Megiddo, Nazareth [aardrijkskunde]1, de
Negev, Ramla, Tel Aviv-Jaffa, Tiberias en het Jam Kinneret. Aan dit meer
liggen interessante ruïnes: ten zuiden van Tiberias: Hammath
(mozaïekvloer van 2de-eeuwse synagoge); ten noordoosten van Ginnosar: in
Tabga, aan de voet van de Berg der Zaligsprekingen, overblijfselen van
de Kerk van de Vermenigvuldiging (5de-eeuwse Byzantijnse mozaïekvloer);
verder naar het noordoosten de deels gerestaureerde resten van de
befaamde synagoge van Kapernaüm of Kafarnaüm (2de eeuw); en aan de
zuidpunt de Kanaänitische en Romeinse ruïnes te Deganja (de oudste, in
1909 gestichte kibboets).
In Noord-Israël zijn verder bezienswaardig: de goed bewaard gebleven
resten van de synagoge in Kefar Bar'am (2de-3de eeuw), de mozaïekvloer
van de 6de-eeuwse synagoge in Bet Alfa met meer naar het oosten Bet Sean
met prachtige mozaïeken en resten van in de jaren tachtig opgegraven
Romeinse en Byzantijnse bouwresten, de kruisvaarderskastelen te Belvoir
bij Gesher (gerestaureerd) en bij Naharija; de opgravingen vanaf het 2de
millennium v.C. tot de Makkabeeïsche tijd in Tell Gezer bij Gezer (o.a.
watertunnels uit ca. 1500 v.C.); voorts uit de bijbel bekende plaatsen
zoals de berg Tabor (ten oosten van Nazareth) die een schitterend
uitzicht biedt op de Vlakte van Jizreël; het kunstenaarsdorp met
galeries En Hod op de berg Karmel, de kunstenaarswijk en de oude
synagoges (ca. 16de eeuw) in Zefat; het museum voor moderne kunst in
Natanja; de witte rotsen bij Rosj Hanikra met hun vele grotten vlak bij
zee.
In Midden- en Zuid-Israël zijn voorts van toeristische betekenis: het
natuurreservaat bij En Gedi; de woestijn Negev met centrum Beersjeba
(bedoeïenenmarkt) en in de omgeving de opgegraven
Byzantijnse-Nabateeïsche steden Avdat, Sjivta en Madaba (alle ca. 6de
eeuw). Interessant is de badplaats Eilat met koraaleilanden en het
zeeobservatorium voor de kust, met een museum voor moderne kunst en een
zeemuseum, en een spectaculair omliggend woestijnlandschap met het
dierenreservaat Hai Bar. In Zuidwest-Israël vindt men in de badplaats
Asjkelon een park met oudheidkundige vondsten en o.a. een beschilderde
Romeinse grafkelder, bij de kibboets Nirim resten van een 5de-6de-eeuwse
synagoge (mozaïekvloer), bij de badplaats Herzlija een
kruisvaarderskasteel, en in de kibboets Jad Mordechay een museum gewijd
aan de uitroeiing van de joden in de Tweede Wereldoorlog.
Vanuit Israël worden ook veelal de in de Palestijnse gebieden gelegen
steden Betlehem en Jericho bezocht en voorts Khirbet Qumran bij Bet
Ha'Arava waar de Dode-Zeerollen zijn gevonden en opgravingen zijn
verricht in wat misschien een vroeger woongebied van de Essenen is
geweest.
Telefoongids Israël
Postcodes Israël
|