|
Kolibries
komen uitsluitend in Amerika voor, ze komen daar vooral in de
tropische en subtropische gebieden voor. Er zijn ongeveer 320
soorten bekend. De kleinste is 6 cm, de grootste is 18 cm lang.
Kolibries voeden zich met insecten en nectar. Ze kunnen op twee
manieren vliegen. Ze kunnen bliksemsnel heen en weer schieten in
iedere willekeurige richting en ze kunnen zweven door op één en
dezelfde plaats snel met hun vleugels te slaan (meer dan 50
slagen per seconde).
Terwijl ze voor een bloem stilhangen zuigen ze met hun tong de
nectar uit de bloem. Ze bestuiven de plant dan ook direct.
De verschillen in grootte, kleur en snavelvorm hebben te maken
met de verschillen in levenswijze en voeding van de vogels. De
vogels hebben zich meestal gespecialiseerd in bepaalde bloemen.
Alle kolibries maken indruk door de prachtige kleuren van hun
verenkleed. De bonte kleuren worden veroorzaakt door de
wisselende weerschijn van het licht. De eieren worden in zachte
nesten uitgebroed, die tussen grashalmen, varenbladeren of iets
dergelijks hangen. Ze leggen maximaal twee eieren die enigszins
langwerpig van vorm zijn.
De kleine vogel verdedigt zijn jongen op moedige en agressieve
wijze. Hierdoor jaagt hij soms zelfs grotere vijanden op de
vlucht.
Bijzonder mooie soorten zijn de granaatkolibrie, de
topaaskolibrie, de Braziliaanse zwaluwstaartkolibrie, het
robijnkeeltje en de gekuifde koketkolibrie. |
|
|
|
|
|
|