Elke verandering
die we in één of ander deel van onze wereld teweegbrengen, heeft
negatieve gevolgen voor de inheemse planten en dieren. Door de
vernietiging van leefgebieden waarin specifieke dierensoorten en
plantensoorten leven, bedreigen we deze onafwendbaar met
uitsterven. Het is nog erger, we vernietigden, en doen het nog
steeds, een hele reeks van diersoorten, doordat we ze gewetenloos
gejaagd en gedood hebben enkel en alleen om ons zaken te
verschaffen die we even makkelijk op een andere, minder
destructieve wijze hadden kunnen verkrijgen.
|
Als we deze
destructieve manier van leven op willen geven, is het absoluut
noodzakelijk om ten aanzien van de aarde en onze medebewoners
daarop een totaal andere instelling te ontwikkelen. |
We
moeten beseffen dat het meeste dat we weggooien in feite niet
verdwijnt, of het nu afval in zee betreft of gassen in de
atmosfeer . Vaak ontstaan op deze manier grote hoeveelheden andere
giftige stoffen, die het natuurlijk evenwicht op een andere manier
aantasten die we nog niet begrijpen.
Sinds de
mens de heersende en meest succesvolle species (soort) op aarde is
geworden, is hij door dit succes begonnen het milieu te veranderen
en daarmee ook de levensomstandigheden van andere levensvormen.
Honderden jaren lang kapten we zorgeloos hier een boom, wierpen
daar ons afval neer, lieten gevaarlijke gassen ontsnappen in de
atmosfeer, jaagden en doodden wilde dieren, vissen ze uit de zeeën
weg en realiseerden ons geen moment dat onze wereld daardoor in
één of andere vorm zou kunnen veranderen. Nu pas dringt het
langzaam tot ons door, dat we bezig zijn de aarde en al haar
bewoners te vernietigen als we al we al deze dingen als voorheen
blijven doen. Inmiddels hebben we door onze levensstijl het
natuurlijk evenwicht in aanzienlijke mate verstoord en zijn
processen in gang gezet, die mogelijk verwoestende gevolgen hebben
voor het toekomstige leven op onze planeet. Pas nu beginnen we te
begrijpen dat alles wat we doen wereldomvattende gevolgen kan
hebben. Met de verbranding van fossiele stoffen zoals kolen, en
het kappen van gigantische bosgebieden dragen we bij tot de
opwarming van de aarde. De geringste stijging van de
aardtemperatuur kan echter tot veel grotere extremen in de
weersomstandigheden leiden dan we op dit moment kennen. Dit zou
bijvoorbeeld gigantische overstromingen tot gevolg kunnen hebben
door het smelten van de poolijskappen.
Natuurbehoud
of natuurbescherming, omvat zowel het streven naar instandhouding
van zoveel mogelijk soorten planten en dieren en hun
levensgemeenschappen als het behoud van de natuurlijke evenwichten
in de biosfeer en van de productiviteit van de natuurlijke
hulpbronnen, met inbegrip van bodem, water en lucht.
|
1. Doel
Natuurbehoud is in het bijzonder gericht op de wisselwerking tussen
de mens en het natuurlijk milieu. Het fundamentele doel is het in
stand houden van de optimale verscheidenheid in milieutypen, die een
voorwaarde is voor het voortbestaan van zoveel mogelijk soorten
planten en dieren en van de door deze gevormde levensgemeenschappen.
2. Aspecten
Natuurbehoud omvat vooraleerst het streven naar een optimaal beheer
van de biosfeer, en wel vooral naar het herstel van verbroken
biologisch evenwicht. Het probleem in dit verband is de
bevolkingsexplosie, samen met de stijgende noden van de moderne
mens. Alle andere problemen staan hiermee in verband, zoals
aantasting van de ozonlaag , broeikaseffect, waterbeheersing,
waterverontreiniging, overbemesting (zie bemesting), verzuring en
verdroging van gronden, bodemerosie, ontbossing. Maximaal
producerende ecosystemen, die noodzakelijk zijn voor de
voedselvoorziening (zoals intensief bebouwde akkers) van de mens,
vertonen een minimale biodiversiteit en stabiliteit en zijn
onderhevig aan ziekten, plagen en andere evenwichtsverstoringen.
Complexe ecosystemen met grote biodiversiteit (bijv. natuurlijke
bossen) produceren veel minder, maar waarborgen het totale
biologisch evenwicht (waterbeheersing, voorkomen van bodemerosie,
regulering van ziekten en plagen, enz.). De mensheid kan zich dan
ook slechts zowel van een productief als van een stabiel milieu
verzekeren door de instandhouding van een goed gedoseerd
mozaïekpatroon van productief, maar instabiel cultuurland enerzijds
en minder productieve tot improductieve, maar stabiliserende
natuurgebieden anderzijds.
Behalve deze regulerende functie valt onder dit aspect van het
natuurbehoud echter ook de betekenis van natuurlijke hulpbronnen
voor de productie (houtvoorziening). Ook de teelt van inheemse
hoefdieren in semi-aride gebieden, enz., is van betekenis. In
Nederland is van speciaal belang het beheer van de bossen. Voorts is
belangrijk de betekenis van natuurgebieden als leefruimte van vele
soorten voor de mens potentieel nuttige, maar soms nog onbekende
soorten planten en dieren, en verder als genenreservoir, dwz. als
leefruimte van populaties van soorten die van waarde zijn voor het
in stand houden van de soort en voor de veredeling van
cultuurgewassen, vee en huisdieren (met als doel hogere productie,
grotere resistentie tegen ziekten en/of betere adaptatie aan tot
dusverre voor deze gewassen ongeschikte klimaten – zie ook
genenbank); en ten slotte het belang van natuurreservaten als
gebieden van wetenschappelijk onderzoek, waaruit richtlijnen
voortvloeien voor een doelmatig beheer van de instabiele
cultuurmilieus.
Een derde aspect van het natuurbehoud is het sociaal-culturele
motief: het behoud van de rijkdom aan planten- en dierenleven en van
het landschapsschoon in het belang van opvoeding, cultuur en
recreatie.
3. Natuurbehoud internationaal en nationaal
De natuurbescherming wordt internationaal behartigd door de in 1948
opgerichte International Union for the Protection of Nature, sinds
1956 geheten International Union for the Conservation of Nature and
Natural Resources (IUCN), welke in 1961 de stoot gaf tot de
oprichting van het World Wildlife Fund (WWF, zie Wereld Natuur
Fonds). Uit een UNESCO-conferentie in 1968 sproot het Man and
Biosphere Programme (MAB) voort, terwijl tevens de grondslag werd
gelegd voor de politieke conferentie in 1972 te Stockholm. Daar werd
het United Nations Environment Programme (UNEP) geboren. De taak van
de UNEP is alle op het milieu gerichte acties en activiteiten binnen
het systeem van de Verenigde Naties te coördineren en te stimuleren.
Sedert de jaren zestig is ook een aantal regionale
overheidsorganisaties zich met de natuurbescherming gaan
bezighouden. In Europa geldt dat in het bijzonder de Raad van Europa
en de Europese Unie.
Een bijzondere internationale activiteit vormde het opstellen van de
World Conservation Strategy (de strategie voor het behoud van de
biosfeer) door de IUCN in opdracht van de UNEP en het WWF. Deze
Strategy is in 1980 gelanceerd in meer dan dertig landen over de
gehele wereld.
In België werd bij de Bijzondere Wet van 8 aug. 1980 het
natuurbehoudsbeleid geregionaliseerd. Voor het Vlaamse en het Waalse
Gewest behoort dat beleid tot de bevoegdheid van de Vlaamse resp.
Waalse Gewestraad, die o.m., in samenwerking met de Hoge Raad voor
het Natuurbehoud, de staatsnatuurreservaten in hun gewest beheren.
Voor het Brusselse Gewest bleef het tot in juli 1989 ressorteren
onder de nationale regering. Enkele van de belangrijkste
particuliere organisaties voor natuurstudie, -behoud en -beheer in
Vlaanderen zijn de verenigingen Natuurreservaten, De Wielewaal en de
Jeugdbond voor natuurstudie en Milieubescherming. Educatie en
voorlichting worden gecoördineerd door het Centrum voor
Natuurbeschermingseducatie.
Wettelijke natuurbeschermingsmaatregelen zijn vervat in een groot
aantal wetten en besluiten. De Wet op het natuurbehoud (12 juli
1973, Belg. Stbl. 11 sept. 1973) omvat drie groepen
beschermingsmaatregelen, resp. voor planten- en diersoorten, voor
natuurlijke milieus en voor bossen en landelijke ruimte. Ook
voorziet de wet in de oprichting van de Hoge Raad voor het
Natuurbehoud (in 1974 geïnstalleerd). Als adviesorgaan ten behoeve
van de Vlaamse overheid werd in 1985 het Instituut voor Natuurbehoud
(Hasselt) opgericht. Specifieke regelen voor de bescherming van
bossen zijn in Vlaanderen vervat in het Bosdecreet (1990).
In Nederland berust de beleidsverantwoordelijkheid voor de
natuurbescherming bij het ministerie van Landbouw en Visserij. Het
Staatsbosbeheer beheert de diverse soorten natuurterreinen van het
ministerie van Landbouw en Visserij, waaronder 60!000 ha bosgebied.
De belangrijkste particuliere organisatie voor het behoud en beheer
van natuurgebieden is de Vereniging Natuurmonumenten. Daarnaast zijn
binnen alle provincies Landschapsstichtingen actief. Educatie en
voorlichting vinden m.n. plaats door het Instituut voor
Natuurbeschermingseducatie te Amsterdam.
Wettelijke regelingen ten aanzien van natuurbehoud zijn, behalve op
de Natuurbeschermingswet (1967, Stbl. 572), gebaseerd op het Besluit
beschermde inheemse plantensoorten (1973, Stbl. 487), de Vogelwet
(1936, Stbl. 700), de Wet bedreigde uitheemse diersoorten (1975,
Stbl. 48), de Beschikking Natuurbijdragen (1976, Stbl. 182) en
Beschikking onderhoudsovereenkomsten landschapselementen (1976,
Stbl. 182). |
|
|
|
|
|