Vissen zijn door
kieuwen ademende, gewervelde dieren die, een enkele uitzondering
daargelaten, permanent in het water leven. Ze verschenen voor het
eerst in het Siluur (450 tot 430 miljoen jaar geleden). In het
Devoon en het Carboon (420 tot 350 miljoen jaar geleden)
verspreidden ze zich over de ganse wereld en waren ze, gelet op het
aantal verschillende soorten, waarschijnlijk de talrijkste bewoners
van onze planeet. Het is moeilijk de verschillende evolutielijnen
van de levende soorten te achterhalen, want er zijn maar weinig
fossielen gevonden. De Indische Oceaan, waar de rijkste visfauna
voorkomt, wordt vaak gezien als het middelpunt van de verspreiding.
Maar paleontologische vondsten van fossiele vissen in afzettingen in
zoetwater en geologische theorieën over de vorming van de
continenten en de oceanen bevestigen deze veronderstelling niet. Het
zou kunnen dat vissen oorspronkelijk alleen in zoetwater voorkwamen
en pas later de zeeën bevolkten. |
|
|
|
|
|
|
|