|
De
roek of cortus frugilegus
De roek leeft socialer dan de zwarte kraai, al ziet hij er
oppervlakkig gezien hetzelfde uit. Ze vliegen in grote zwermen
uit en gaan samen eten zoeken op de velden. Ze wagen zich niet
gauw in een klein achtertuintje. De roek komt alleen bij u op
bezoek als u een rustige plattelandstuin heeft, met een grote
boom in de buurt die een veilige, hoge rustplaats garandeert.
Dan bij voorkeur nog dicht bij een roekenkolonie. Voor in de
vroege morgen zijn ze present. Roeken bezoeken ook de
vuilnisbelten bij steden.
Kenmerken
Anders dan de kraai heeft de roek een kale witgrijze
snavelbasis. De rechtopstaande kopveren accentueren het steile
voorhoofd. Lengte : 46 cm.
Voedsel
Roeken eten regenwormen, insecten, veel emelten, kevers en
rupsen, maar ook wel graan, eikels en fruit.
Wintervoedering
Roeken houden ervan om botten af te kluiven. Vet en gekookt
vlees vinden ze eveneens lekker.
Nest
De roekenkolonie vinden we meestal in de top van een aantal
grote bomen. De nesten zijn vaak dicht bij elkaar gebouwd, al
zijn er wel eens één of twee die in afzondering broeden. Ieder
nest wordt door beide vogels gebouwd van takken, grassen en
modder, en gevoerd met fijn plantaardig materiaal. Het mannetje
brengt het voedsel in zijn keelzak mee voor het broedende
vrouwtje.
Broedgegevens
Laat februari tot juni - één legsel - drie tot vijf gestippelde,
groenachtige eieren - broedtijd : 16-18 dagen, door het vrouwtje
- vliegvlug : na 32-33 dagen; vier weken later zelfstandig. |
|
|
|
|
|
|