Wellicht
is 'het weer' het grootste gespreksonderwerp in een mensenleven.
Het houdt ons voortdurend bezig, van de alledaagse vraag of we
een paraplu naar ons werk moeten meenemen tot de tragedies die
zich ontvouwen tijdens extreme weersituaties zoals
overstromingen of langdurige droogtes.
Het weer bepaalt ook de manier waarop wij leven. Het is zelfs
van invloed op onze vrijetijdsbesteding. Het is niet zo
verwonderlijk dat de beste skiërs uit de sneeuwgebieden van
Europa en Noord-Amerika komen en dat de best surfers afkomstig
zijn uit gebieden waar het weer warm is en de golven hoog zijn,
zoals bij Hawaï en Australië.
Net als de krachten in de aarde heeft het weer de landschappen
hun vorm gegeven. In de grote verscheidenheid aan levensvormen
op aarde weerspiegelen zich de ontelbare oplossingen die de
natuur heeft gevonden voor de uiteenlopende klimatologische
situaties in de loop van de geschiedenis. Kijk maar. naar de
regenwouden in het Amazonegebied, waar zoveel regen valt dat de
bomen zich hebben aangepast omdat hun wortels het grootste deel
van de tijd in het water staan. Of kijk naar de naaldwouden in
het hoge noorden, waar de bomen een zodanige vorm hebben dat de
sneeuw gemakkelijk van hun takken valt. De in Antarctica levende
keizerspinguïn kan enkele weken lang in volslagen duisternis
temperaturen van -62° Celsius en windsnelheden boven de 100 km
per uur doorstaan. En in de Amerikaanse woestijnen kan de
buidelrat het lange tijd uithouden door al het water wat hij
nodig heeft te betrekken uit zaden en ander voedsel.
Kort gezegd, wij zijn voor een groot stuk afhankelijk van het
weer en dat weer speelt op veel vlakken een grote rol in ons
leven.
Het
weer is een systeem van kringlopen en krachten in de atmosfeer
rond de aarde, dat tot stand gebracht wordt door de warmte van
de zon.
De aarde is gehuld in een laag van lucht die dampkring of
atmosfeer wordt genoemd. Die atmosfeer is erg dun.
Hoewel andere planeten in ons zonnestelsel ook een atmosfeer
hebben, is die van de aarde uniek omdat hij veel waterdamp bevat en de variaties in temperatuur het mogelijk
maken dat water in gasvorm, vloeibare vorm en vaste vorm kan bestaan.
De term 'weer' wordt gebruikt voor het beschrijven van de
veranderingen die van dag tot dag plaatsvinden in onze
atmosfeer. Zij worden door meteorologen vastgelegd in de vorm
van de gemeten temperatuur, vochtigheid, bewolkingsgraad, wind
en neerslag dat door ons ervaren wordt als kou, warmte, wind,
regen, enzovoort.
De bron van al deze veranderingen is de zon.
Terwijl de aarde om de zon draait en om een as wentelt die
ongeveer 23,5° uit het lood staat, wordt hij op een heel
onregelmatige manier verwarmd. Gebieden rond de evenaar
ontvangen een sterkere straling dan gebieden nabij de polen als
gevolg van verschillen in warmteopname worden continenten
sneller warm dan oceanen.
De atmosfeer probeert steeds een evenwichtstoestand te bereiken
en tracht de temperatuurverschillen af te vlakken door warme
lucht naar de polen te voeren en koude lucht naar de evenaar.
Terwijl dit gebeurt, wordt de lucht door de rotatie van richting
veranderd, wordt zij door wrijving met land en zee afgeremd en
door de zwaartekracht in een dunne laag boven de aarde gehouden.
Deze kringlopen en krachten leiden tot ingewikkelde, constant
veranderende patronen. Enorme golven van luchtmassa's en
reusachtige spiralen van wolkenmassa's bewegen rond de aarde.
Pas sinds de afgelopen eeuw zijn onderzoekers deze kolken in
verband gaan brengen met de gebieden van hoge en lage druk.
Onder
klimaat verstaat men het weer over een lange periode: het is een
synthese van weerkundige veranderlijke grootheden, zoals de
gemiddelde maandelijkse regenval en de dagelijkse maximum- en
minimumtemperatuur in een bepaalde periode. Bij zulke synthesen
wordt ook gekeken naar extremen en hoe vaak die voorkomen. Een
meetperiode van minimaal dertig jaar is nodig om iets te kunnen
zeggen over het klimaat in het betreffende gebied. Hoe langer
die periode is, des te gedetailleerder het klimaatbeeld.
Vochtigheid, aantal uren zonneschijn, bewolkingsgraad, snelheid
en richting van de wind, windstoten en sterkte van het zonlicht
worden ook bestudeerd. Door het combineren van al deze gegevens
ontstaat iets dat we 'het klimaat in een bepaald gebied' noemen.
Vaak
wordt aan weerkundigen gevraagd of het klimaat verandert. Het
antwoord hierop is 'ja'. Er zijn veel tekenen die erop wijzen
dat het klimaat net als het weer verandert, maar dan in een veel
langzamer tempo. De officiële meteorologische meetreeksen zijn
niet allemaal even lang. De metingen van de Britse marine
bijvoorbeeld. gaan tot meer dan 2 eeuwen terug en er zijn heel
wat landen die beschikken over metingen tot ongeveer 150 jaar
terug. Deze gegevens kunnen worden aangevuld door historische
gegevens over opvallende weersituaties. Zulke gegevens hebben
echter een beperkte waarde bij het bestuderen van het klimaat
over perioden van duizend jaren.
Er bestaan echter ook technieken waarmee we nog verder terug in
de tijd kunnen gaan. Dit komt doordat de natuur zijn eigen
manier heeft om veranderingen vast te leggen, zoals boomringen,
koralen en ijskernen.
Onderzoek van het weer heeft aangetoond dat menselijke
activiteiten de atmosfeer veranderen, door het vrijkomen van
grote hoeveelheden gassen en deeltjes uit motorvoertuigen en
fabrieksschoorstenen. Wat voor effect zal dit op ons klimaat
hebben? Deze vraag is nu het onderwerp van uitgebreide
internationale samenwerking.
In
de loop der eeuwen zijn er vele methoden ontwikkeld voor het
definiëren van klimaatgordels op aarde. De meest opvallende
gordels worden begrensd door de kreeftskeerkring en de
steenbokskeerkring en door de 2 poolcirkels.
Klimaten tussen de twee keerkringen worden gewoonlijk tropisch
genoemd. In de gebieden tussen de keerkringen en de poolcirkels
heersen over het algemeen gematigde klimaten. Tussen de
poolcirkels en de polen heersen poolklimaten.
Deze ruwe indeling wordt soms zeer verfijnd met maritieme en
continentale zones door de belangrijke klimaatsverschillen
tussen de kustgebieden en gebieden die meer landinwaarts liggen.
Hoewel dit onderscheid al een redelijk nauwkeurige
weerspiegeling is van de werkelijke situatie, wordt dan nog geen
rekening gehouden met de belangrijke effecten die bergketens en
zeestromingen op het klimaat hebben.
Hoe belangrijk deze factoren zijn kan men zien als men het
klimaat van het noorden van Newfoundland, in Canada, vergelijkt
met dat van het noorden van Schotland. Deze gebieden liggen op
dezelfde breedtegraad en zijn beide kustgebieden. Maar in het
noorden van Newfoundland heerst een poolklimaat, terwijl
Schotland - als gevolg van het effect van de warme Golfstroom -
een gematigd klimaat heeft.
Hieronder volgt een
kort overzicht van de klimaatgordels en het daarbij horende weertype
Tropisch:
Veel regen, altijd hoge temperatuur en vochtigheid en een kort droog seizoen.
Subtropisch:
Grotere temperatuurvariatie; nat en droog seizoen duren even lang.
Aride (droog):
Altijd weinig regen en zeer groot temperatuursverschil tussen nacht en dag en tussen zomer en winter.
Semi-Aride:
In het algemeen minder extreem dan aride. Veel regen en minder extreme verschillen tussen zomer- en
wintertemperaturen.
Mediterraan:
Hete, droge zomers en koel, natte winters.
Gematigd:
Vrij gelijkmatige regenval en vier duidelijk onderscheiden
seizoenen. Warme zomers en koude winters.
Noordelijk gematigd:
Dezelfde temperatuurkenmerken, maar de winters duren langer
(tot 9 maanden) en er valt meer sneeuw.
Bergklimaat:
Veel lagere temperaturen dan op zeeniveau. Sneeuwval is constant, maar regenval is variabel (afhankelijk
van de regenbrengende wind).
Poolklimaat:
Extreem lange en koude winters, met iets warmere zomers. Veel sneeuw, maar vrijwel geen regen.
Kustklimaat:
Geringere temperatuurvariatie dan in het binnenland. Het weer
wordt bepaald door de zeeoppervlaktetemperatuur. |
Nog
niet zo lang geleden heeft men ingezien dat het weer altijd
slechts in beperkte mate voorspelbaar zal zijn. Dit komt doordat
een weersysteem soms overgaat van een situatie van hoge
voorspelbaarheid naar een situatie van onzekerheid, waarin zelfs
een verwachting op korte termijn heel moeilijk wordt.
Tot hoever kan men de weersverwachting, gezien de beperkingen,
nog verbeteren ? Bij de meeste weerkundige diensten kan het weer
tot 24 uur vooruit routinematig met een nauwkeurigheid van
ongeveer 85% worden voorspeld.
|