
|
Logica of experimenteel
bewijs ? De verschuiving in het westerse denken, van middeleeuws naar
modern, werd ondersteund door de wetenschap. Maar het was pas na een
tweehonderd jarige strijd tussen de Kerk en het opkomend empirisme dat de
Verlichting zijn bloeiperiode kon
doormaken.
De Kerk omhelsde een aantal ideeën, met name de uitleg van
Aristoteles over de aard
van het universum. De Poolse astronoom
Nicolaus Copernicus tartte
het standpunt van de Kerk dat de aarde in het middelpunt van het heelal
stond. Hij beweerde dat observaties het bewijs hadden geleverd dat de aarde
om de zon draaide. Francis
Bacon pleitte voor het gebruik van experimenten in plaats van deductie
als de weg om kennis te vergroten.
In 1632 durfde de Italiaanse astronoom en fysicus
Galileo Galilei het aan, om
het eens te zijn met Copernicus. Hij werd voor de inquisitie gedaagd, het
kerkelijk tribunaal om ketterij te bestrijden. Zijn hieropvolgende
huisarrest en het openlijk erkennen van zijn dwaling waren voldoende om de
wetenschappelijke ontdekking in Italië voor honderd jaar af te remmen.
In een poging om de Kerk met de wetenschap te verzoenen, probeerde
Descartes het bestaan
van God te bewijzen met de hulp van rationele argumenten. Deze verbintenis
tussen rationalisme en geloof in God hield echter niet lang stand. In een
volgende generatie boekte
Newton grote vooruitgang met een fysica gebaseerd op empirische
methoden, die van grote invloed was op de filosofen van de Verlichting.
Kant meende dat Newtons wetten door rede bewezen kunnen worden en
dat de wetenschappelijke benadering de fenomenale wereld (de wereld van de
verschijnselen) kan verklaren. Hierop voortbordurend verkondigde de Franse
filosoof en socioloog Auguste Comte (1798-1857) dat menselijk
denken zich via een aantal fasen ontwikkelt : ten eerste een mythische en
een religieuze, dan een metafysische en tenslotte een positieve fase, die
gekarakteriseerd wordt door de systematische verzameling van waargenomen
feiten. Hij dacht dat deze positivistische methoden nu gebruikt konden
worden om de maatschappij te onderzoeken en voor de ontwikkeling van een
nieuw studiegebied : de sociologie.
In de twintigste eeuw werd de empirische methode die door Comte werd
onderschreven, aan een grondig onderzoek onderworpen. Vanaf de jaren '30
zochten filosofen naar nieuwe methoden om de wetenschappelijke methode te
beschrijven. |
|
|
|
|
|
|