Duits
musicus en componist. Johann Christian Bach was de jongste zoon van Johann Sebastian Bach. Hij ontving zijn
eerste muziekonderricht thuis, vermoedelijk van Bachs leerling en schoonzoon Altnikol. Toen de jongen 15 jaar
was, overleed zijn vader. Voor verdere studie vertrok hij naar het Pruisische hof in Berlijn, waar zijn oudere
broer Carl Philipp Emanuel zijn verdere opleiding verzorgde. Onder zijn leiding werd Johann Christian een
voortreffelijk musicus. Tot zijn vorming heeft de voortdurende omgang met verschillende grote kunstenaars,
geleerden en musici, zoals Quantz en Graun, veel bijgedragen. Hij leerde hen kennen via zijn broer Carl Philipp
Emanuel. Deze had hen ontmoet aan het hof van Frederik II van Pruisen. Johann Christians eerste composities
ontstonden in deze leertijd, o.a. een Ode aan de Pruisische koning, waarin voor het eerst klarinetten in het
orkest werden gebruikt.
In 1756 ging Johann Christian naar Italië. De vermaarde Padre Martini werd er zijn nobele, maar strenge
leermeester. Bach componeerde er vele kerkelijke werken. Na zijn bekering tot het katholicisme, kreeg hij in
1760 een aanstelling als organist aan de dom te Milaan. In graaf Litta vond hij een mecenas, die veel positieve
invloed op hem uitoefende. Tegen de wil van zijn beschermer raakte hij echter enthousiast voor de Italiaanse
opera. Al spoedig ging hij dan ook opera's in deze stijl componeren, die succesvol bleken. Daardoor verwierf
Bach internationale relaties, zodat hij in 1762 naar Londen verhuisde. Hij zou er tot zijn dood blijven wonen,
waaraan Johann Christian Bach zijn bijnaam de `Londense Bach' te danken heeft.
In Londen werd hij de leraar van Charlotte van Mecklenburg-Strelitz, de Engelse koningin en echtgenote van
koning George III. Deze betrekking werd ruim gehonoreerd. Bovendien had hij voldoende vrije tijd om zich geheel
aan zijn kunst te wijden: componeren, improviseren en concerteren. Binnen korte tijd was Bach een gevierd
kunstenaar in Londen. Vooral populair waren de concerten die hij samen met de gambavirtuoos Karl Friedrich Abel
gaf. Hoewel de laatste jaren met verminderd succes, zouden deze concerten tot aan Bachs dood plaatsvinden.
Toen de Mozarts Londen in 1764 bezochten, was Bach hun gastheer. Op de achtjarige Mozart maakte de melodieuze
componeertrant van Bach - vooral in de snelle delen, het beroemde `zingende Allegro', - een zeer diepe indruk.
Mozart stond in zijn werken na zijn bezoek aan Londen nog lange tijd onder invloed van Johann Christian Bach.
Uit vele delen van Europa kwamen ondertussen opdrachten voor opera's binnen: Mannheim, München, Parijs. Ook
voor Londen componeerde Bach verschillende opera's.
In de laatste jaren van zijn leven lieten Bachs bijna spreekwoordelijke opgewektheid en beminnelijkheid hem
langzaam aan in de steek, mogelijk als gevolg van een ziekte. Zijn rijke inspiratie taande en zijn roem
verbleekte enigszins. Zijn inkomsten verminderden weliswaar, maar bleven goed. Bach maakte zich echter zorgen en
hij maakte schulden, welke door de koningin steeds betaald werden. Ten slotte stierf hij onverwacht. Zijn weduwe
ontving van het hof een pensioen.
Johann Christian Bachs kunst is `empfindsam' in de beste zin van het woord. Grote melodische zeggingskracht,
gave vormgeving, voortreffelijke instrumentatie met aandacht voor de kleinste details zijn de belangrijkste
kenmerken van zijn schrijftrant, waarin, in tegenstelling tot in die van zijn broers, de invloed van de
Italiaanse stijl duidelijk verwerkt is. Hij componeerde, behalve de genoemde werken, o.a. klaviersonates, fluit-
en vioolsonates, trio's, kwartetten, kwintetten, concerten, symfonieën en opera's, waaronder: Lucio Silla (1776;
voor Mannheim), Orione (1763; voor Londen), La clemenza di Scipione (1778; voor Londen) en Catone in Utica
(1761; voor Napels).