In de achttiende eeuw werd
elektriciteit beschouwd als een fluidum - iets dat de vorm aanneemt
van de houder waar het in zit. Dus waar kun je elektriciteit beter
opslaan dan in een fles ? Dit was misschien de gedachte achter de
uitvinding van de Leidse fles door de Duitse natuurkundige Ewald von
Kleist in 1745. De glazen fles was bedekt met metaal zodat de
elektriciteit niet kon weglekken. Het jaar daarop vond de
natuurkundige Pieter van Musschenbroek van de universiteit van
Leiden onafhankelijk van Von Kleist de fles uit. Hij gaf er een naam
aan en vertelde anderen erover. Een opgeladen fles kon een enorme
schok geven. Bij een demonstratie waren duizend monniken betrokken
die elkaars handen vasthielden. Wanneer de fles met de eerste en
laatste monnik werd verbonden sprongen ze allemaal op.