1.
Fysische geografie
Het zeisvormige Somalië omvat het grootste deel van het Somali
Schiereiland (de 'Hoorn van Afrika'), in het oosten eindigend in
Kaap Guardafui. Het centrale plateau, begrensd door het Hoogland van
Ethiopië en de Harrarketen, daalt naar het zuiden toe geleidelijk
af; hoogste punt is de Surud Add (2408 m). De kustvlakte aan de
Indische Oceaan neemt naar het zuiden sterk toe in breedte en gaat
landinwaarts over in een dor steppegebied met doornstruiken, in het
noordwesten in savannen en bossen. Aan de noordkust komen
halfwoestijngebieden voor. De belangrijkste rivieren zijn de Nagal
of Nogal in het noorden, de Sjibeli in het midden en de Giuba in het
zuiden van het land; zij hebben soms een wadi-karakter en in de
nabijheid ervan bestaan uitgebreide moerassen.
De dierenwereld is karakteristiek voor de halfwoestijn en droge
steppen. Deze is o.a. gekenmerkt door het voorkomen van wilde ezels
en gazellen (waaronder de zeldzame, vrijwel tot dit gebied beperkte
lamagazelle). Politieke onrust heeft het grotere wild vrijwel
geëlimineerd; de natuurbescherming staat nog in de kinderschoenen.
Het klimaat is heet en neerslagarm, vooral in het noorden. Regen
valt vnl. aan de - vochtige - kust, van april tot oktober, als de
zuidwestmoesson waait. De gemiddelde jaarneerslag is ca. 280 mm, de
temperatuur 24 à 30 °C.
2. Bevolking
2.1 Samenstelling en spreiding
De
bijna 6, 5 miljoen inwoners, waarvan ca. 40% een nomadisch bestaan
leidt, behoren bijna alle (95%) tot de Somali. De bevolking van
Somalië valt uiteen in verschillende familieclans die elkaar te vuur
en te zwaard bestrijden; de belangrijkste zijn de machtige Isaq-clan
in het noorden en de kleinere Issa-clan en de Gadobursi-clan in het
midden en zuiden. De clans vallen zelf vaak weer uiteen in
verschillende facties die elkaar bestrijden.
Er wonen ca. 1200 Europeanen, vnl. Italianen en Britten; voorts zijn
er kleine minderheden van Bantoe, Arabieren, Pakistani en Indiërs.
Honderdduizenden Somali vluchtten in 1991/1992 voor de burgeroorlog
naar de buurlanden Kenia en Ethiopië. De grootste steden zijn
Mogadishu (bijna 1 miljoen inw.), Hargeisa (70.000 inw.), Chisimaio
(70.000 inw.), Berbera (65.000 inw.) en Marka (60.000 inw.). De
jaarlijkse bevolkingsaanwas wordt geschat op 1,6%.
2.2 Taal
Officiële taal is het Somali, een Hamitische taal. In 1972 pas werd
een geschreven vorm, met een schrift gebaseerd op het Latijnse,
ingevoerd. Andere talen zijn: Engels, Italiaans en Arabisch.
2.3 Religie
De islam is de staatsgodsdienst, die door 99,8% van de bevolking
wordt aangehangen.
.
.
. .
. .
. .
.
3. Bestuur en
samenleving
3.1 Staatsinrichting en bestuur
De grondwet van 1979, volgens welke Somalië een socialistische staat
was en waarin de Somalische Revolutionaire Socialistische Partij (SRSP)
de enige politieke partij was, werd in 1991, na de val van president
Barre, door diens opvolger, interim-president Mahdi, vervangen door
de oude grondwet van 1961; deze was in 1969 door Barre opgeschort.
Het parlement telt 171 leden. In 1991 werd een meerpartijenstelsel
ingevoerd. Staatshoofd is de president, die tevens
secretaris-generaal van de enig toegestane politieke partij, de PSRS,
is. Het land is ingedeeld in 18 regio's.
3.2 Lidmaatschap internationale organisaties
Somalië is lid van de Verenigde Naties, de Organisatie van
Afrikaanse Eenheid (OAE), de Arabische Liga en geassocieerd lid van
de EG.
4. Economie
4.1 Algemeen
De aanhoudende droogte in de jaren zeventig en tachtig en de
burgeroorlog hebben de economie grote schade toegebracht. In 1990
bedroeg het bnp per hoofd van de bevolking slechts US $ 120.
4.2 Landbouw, veeteelt, bosbouw en visserij
De belangrijkste sector is de landbouw, waarin ruim 70% van de
bevolking haar bestaan vindt, daarvan het grootste deel in de
nomadische veehouderij. Door de grote droogte en de burgeroorlog is
de veestapel, die een van de grootste van Afrika was, gedecimeerd.
De akkerbouw wordt vnl. bedreven in de dalen van de Giuba en de
Shebele. Voornaamste producten zijn: bananen, suikerriet, katoen,
gierst, grondnoten en groenten. Het vnl. uit savannebossen bestaande
houtbestand levert brandhout.
4.3 Industrie, energievoorziening en mijnbouw
De industrie is nauwelijks ontwikkeld. Er worden vnl. agrarische
producten verwerkt. De stroomopwekking geschiedt grotendeels door
dieselaggregaten en houtverbranding. De bouw van de Dadera-dam in de
Jubarivier moest de olie-import met 20% terugbrengen, maar deze is
bij de oorlogshandelingen verwoest. Sinds 1984 werd op bescheiden
schaal uranium gewonnen ten westen van Mogadishu. De meeste
bodemschatten worden niet geëxploiteerd.
4.4 Handel
Uitgevoerd worden: vee, huiden en bananen. Ingevoerd worden:
voedingsmiddelen, machines, textiel, papier, aardolie en
aardolieproducten en brandstoffen. Belangrijkste handelspartners
zijn de omringende landen.
4.5 Ontwikkelingssamenwerking
Buitenlandse steun komt van Italië, Frankrijk, de Volksrepubliek
China en de EG. De Verenigde Staten geven economische en
voedselhulp.
4.6 Bankwezen
Het bankwezen is door de oorlog volledig lamgelegd.
4.7 Verkeer
Er zijn geen spoorwegen en het vervoer geschiedt over een 21!000 km
lang net van wegen, waarvan slechts een kwart is verhard. Met behulp
van buitenlands kapitaal waren enkele verbindingen tussen grote
steden tot stand gekomen die grotendeels vernield zijn. Merca,
Berbera, Mogadishu en Kismayu zijn havenplaatsen. De handelsvloot is
klein. Somalia Airlines verzorgt het binnen- en buitenlandse
vliegverkeer. Mogadishu en Berbera hebben internationale
luchthavens.
5.
Geschiedenis
De strategisch gelegen kustgebieden behoorden in de loop van de
geschiedenis aan verschillende mogendheden, achtereenvolgens aan
Zanzibar, Portugal, de imams van Maskat (17de eeuw) en Zanzibar
(1866).
5.1 Brits protectoraat
In 1887 verwierf Groot-Brittannië de heerschappij over de
noordelijke gebieden, die sedertdien bestuurd werden als een
protectoraat onder de naam Brits Somaliland. Het doel van de Britten
was o.m. een halt toe te roepen aan de koloniale expansiedrang van
andere Europese grootmachten zoals Frankrijk, dat, sinds 1856 een
vestiging bezittend in het uiterste noordwesten van Somalië, in 1883
officieel het gebied om Djibouti in bezit had gekregen (Frans
Somaliland). Groot-Brittannië moedigde zijn bondgenoot Italië aan
een kolonie te stichten in de zuidelijke gebieden (Italiaans
Somaliland, 1889). Een omstreeks 1900 uitgebroken opstand onder
leiding van Mohammed Abdullah Hassan (de zgn. Mad Mullah) had tot
gevolg dat de Britten zich in 1910 uit het binnenland terugtrokken.
Pas in 1920 slaagden zij erin (via een luchtbombardement) de opstand
te bedwingen.
5.2 Italiaanse infiltratie
Via verdragen met Groot-Brittannië breidde Italië in het eerste
kwart van de 20ste eeuw zijn gebied in Somalië uit. Na het aan de
macht komen van de fascisten gebruikte Italië Italiaans Somaliland
als uitvalsbasis voor de verovering van Ethiopië (1936). In 1940
veroverde Italië Brits Somaliland. In het voorjaar van 1941
herstelden de Britten hun gezag en namen zij ook Italiaans
Somaliland in bezit, dat onder Brits militair bestuur kwam (tot
1950).
5.3 Dekolonisatie
Het dekolonisatieproces kwam pas goed op gang na de Tweede
Wereldoorlog. In 1948 bleek de in 1943 als een sociale club
gestichte 'Somalische Jeugdliga' (Italiaans Somaliland) een goed
georganiseerde politieke partij. Deze partij en Groot-Brittannië
waren het erover eens dat de drie Somaliës in eerste instantie
samengevoegd moesten worden tot een trustgebied van de Verenigde
Naties. Dit werd in de volkerenorganisatie voorkomen door de
Sovjet-Unie en Frankrijk. In 1950 werd alleen Italiaans Somaliland
een VN-trustgebied (onder beheer van Italië).
5.4 Onafhankelijkheid
Op 1 juli 1960 werd het door Italië beheerde gebied een
onafhankelijke staat als republiek Somalië. Volgens afspraak sloot
het enkele dagen eerder onafhankelijk geworden Brits Somaliland zich
bij de republiek Somalië aan. Tot premier werd benoemd Abdirashid
Ali Shermarke.
De Somalische Jeugdliga versloeg bij de verkiezingen in 1964 de
voornaamste oppositiepartij, het Somalisch Nationaal Congres, en
bleef daarmee de belangrijkste partij. Shermarke moest als premier
aftreden, maar drie jaar later werd hij president. Op 15 okt. 1969
werd Shermarke vermoord en zes dagen later namen militairen onder
leiding van generaal Mohammed Siyad Barre de macht in handen. Deze
proclameerde de democratische republiek en ging een socialistische
koers varen, nationaliseerde buitenlandse bedrijven en sloot een
verdrag met de Sovjet-Unie voor economische, technische en militaire
bijstand.
Sedert zijn onafhankelijkheid maakte Somalië aanspraak op delen van
de buurlanden Ethiopië, Kenia en Djibouti, waar nomadisch levende
Somali verblijven. Dit leidde tot tal van grensincidenten. Onder
Siyad Barre laaiden de conflicten weer op, m.n. met Ethiopië. In
1977 brak een regelrechte oorlog uit, over de door Somali bewoonde
halfwoestijn van de Ogaden, ook wel West-Somalië genoemd. Somalië
had in 1977 reeds de betrekkingen met de Sovjet-Unie verbroken en
ontving in de strijd met Ethiopië slechts geringe steun, nl. van
Egypte en China. In 1980 schoten de Verenigde Staten het inmiddels
internationaal steeds meer geïsoleerde Somalië te hulp. Op zoek naar
strategisch gelegen bases werd een overeenkomst gesloten voor het
militaire gebruik van de haven van Berbera, in ruil voor militaire
en economische hulp. In 1981 gaf Egypte militaire steun.
5.5 Burgeroorlog
In 1979 werden voor het eerst sedert de staatsgreep van 1969
parlementsverkiezingen gehouden. De winnaar was de SRSP (zie § 3).
In 1980 richtte president Siyad Barre de Revolutionaire Raad, die in
1976 bij de oprichting van de SRSP was afgeschaft, weer op. Deze
moest 'afwijkingen van de revolutie' corrigeren. De positie van
president Siyad Barre werd echter in de loop van de jaren tachtig
steeds onzekerder. Door opeenvolgende kabinetswijzigingen probeerde
hij de macht in handen te houden. De strijd die de guerrillero's van
o.a. het USC en de SNM in het noorden tegen de regering voerden,
resulteerde in vele duizenden doden en honderdduizenden
vluchtelingen en daklozen.
Toen de bevrijdingsbewegingen in jan. 1991 ten slotte ook de
hoofdstad Mogadishu veroverd hadden, kwam Siyad Barre ten val. Hij
werd tijdelijk opgevolgd door USC-leider Ali Mahdi Mohammed. De
burgeroorlog ging echter onverminderd door. Niet alleen streden de
USC-guerrillero's in het zuiden met de aanhangers van de verdreven
president, ook binnen het USC werd een bloedige strijd tussen
interim-president Ali Mahdi en USC-voorzitter generaal Mohammed
Farah Aydid om de macht in Somalië uitgevochten.
Op 18 mei 1991 riep de SNM, die het USC niet als nieuwe machthebber
erkende, in Noord-Somalië de onafhankelijke Republiek Somaliland
uit. SNM-leider Abdoel Rahman Ahmed Ali werd tot president en
regeringsleider gekozen. Het USC verwierp de afscheiding van
Somaliland - tot 1960 een Brits protectoraat -, dat gedomineerd
wordt door de Issaq-clan.
De burgeroorlog veroorzaakte in 1992 300.000 doden, terwijl
miljoenen mensen huis en haard verlieten.
5.6 Interventie VN
In september 1992 stuurden de Verenigde Naties 500 soldaten om haven
en vliegveld van Mogadishu te beschermen, zodat buitenlandse
voedselhulp kon worden ontvangen. In december ging onder leiding van
de Amerikanen de operatie Restore Hope van start om de voedselhulp
eerlijk over het land te kunnen verdelen. De Amerikanen namen, met
o.a. de Fransen en de Belgen, een aantal steden, waaronder de
hoofdstad Mogadishu, over en dwongen Aydid en Mahdi tot
besprekingen, die leidden tot een verzoening in dec. 1992.
Sluipschutters begonnen in jan. 1993 de VN-troepen aan te vallen,
waarna de VN een offensief begon tegen het leger van Aydid. Aydid
slaagde er echter in, met steun van een deel van de bevolking, uit
handen van de VN-troepen te blijven, waarna door internationale
kritiek de 'jacht op Aydid' werd gestaakt. Vervolgens werden o.a. de
Amerikaanse troepen teruggetrokken en vervangen door troepen van
andere landen.
In maart 1994 ondertekenden de twee belangrijkste krijgsheren, Aydid
en Mahdi, onder grote druk van de VN, een nieuw vredesakkoord in de
Keniaanse hoofdstad Nairobi. Een jaar later verlieten de laatste
onderdelen van de VN-vredesmacht UNOSOM het land. In mei 1995 bleek
dat het akkoord tussen Aydid en Mahdi geen stand hield. Niet alleen
braken er tussen de verschillende facties weer gevechten uit, maar
ook ontstond er binnen Aydids Somali National Alliance (SNA)
onenigheid over het leiderschap. Otman Hassan Ali Ato, tot dan toe
Aydids belangrijkste geldschieter, volgde Aydid op. Dit belette de
afgezette krijgsheer echter niet om met 600 hem trouw gebleven
militieleden de zuidwestelijke stad Baidoa te veroveren. In april
1996 laaiden de gevechten op tussen aanhangers van Aydid en Ato. In
de hoofdstad Mogadishu en in het zuiden van het land vielen 120
doden en honderden gewonden. Aydid overleed in juni aan de gevolgen
van verwondingen die hij in een vuurgevecht in Mogadishu had
opgelopen. Van enige verzoening tussen de strijdende partijen was
echter geen sprake, zeker niet nadat Aydids zoon Hussein Aydid tot
zijn opvolger werd benoemd.
Telefoongids Somalië
Postcodes
Somalië |